Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2023 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
1 mei 2022. Vanwege de herleving van de WW-uitkering wordt de eindafrekening van Randstad, uitbetaald in mei 2022, als inkomen voor de WW aangemerkt en daarom in mindering gebracht op de WW-uitkering over die maand.
22 april 2022 en betreft daarom een nabetaling van arbeid verricht vóór aanvang van de WW-uitkering, Deze nabetaling kan daarom niet worden aangemerkt als inkomen in de zin van artikel 47 van de WW. De B-factor in artikel 47, eerste lid, van de WW ziet op inkomen dat iemand in de betreffende maand geniet uit huidige arbeid. Daarnaast wordt in artikel 47 van de WW geen onderscheid gemaakt tussen inkomen bij een nieuw recht en een herleefd recht op WW-uitkering.
Hierbij staat:
A voor het maandloon;
B voor het inkomen in een kalendermaand;
D voor het dagloon waarnaar de uitkering zou zijn berekend indien dat niet gemaximeerd zou zijn op het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag; en
E voor het inkomen in verband met arbeid.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de in geding zijnde nabetaling niet geldt als ‘loon uit een vroegere dienstbetrekking’, en (dus) wel als ‘loon’ in de zin van artikel 3:2, eerste lid, sub b, onder 1o van het Inkomensbesluit. Het hiermee corresponderende bedrag houdt namelijk verband met inkomen uit arbeid over een bepaald tijdvak (de periode tussen februari 2022 en mei 2022) bij de ‘nieuwe werkgever’ Randstad uitzendbureau, waarmee (na het beëindigen ervan) geen nieuw WW-recht is opgebouwd. Hieruit volgt dat de nabetaling als ‘inkomen in een kalendermaand’ wordt beschouwd, en daarom geldt als de B-factor in de berekening van de hoogte van de WW-uitkering.