ECLI:NL:RBDHA:2023:18216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
NL23.9467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over bedreigingen door de Tehreek-e-Taliban

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 17 november 2023, wordt het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, die op 5 oktober 2021 een aanvraag indiende, stelt dat hij bedreigd wordt door de Tehreek-e-Taliban (TTP) vanwege zijn weigering om jongens te rekruteren voor jihad. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 6 maart 2023 afgewezen, waarbij hij de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig achtte. De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van de eiser. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van de eiser over de TTP niet stroken met de algemene informatie over de organisatie. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig zijn, vooral in het licht van de informatie over de TTP en de context van rekrutering in Pakistan.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, maar constateert zij een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9467

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. G.J. van der Graaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. Deze uitspraak op het beroep van eiser gaat over de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Pakistaanse nationaliteit te zijn. Hij heeft op 5 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 6 maart 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond. In dat besluit weigert de staatssecretaris eiser ook hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Het beroep van eiser richt zich alleen tegen de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is afkomstig uit Peshawar, Pakistan. In 2015 ging eiser regelmatig naar een moskee waar ook Islamitische scholing werd gegeven aan kinderen. Regelmatig kwamen er twee mannen in de moskee die van de Tehreek-e-Taliban (TTP) waren, met wie eiser sprak. Bij één van de bezoeken van deze mannen hebben zij aan eiser gevraagd of ze de jongens die bij de moskee les kregen zouden kunnen rekruteren voor de Jihad. Eiser heeft zijn medewerking geweigerd. Een paar dagen na dit verzoek zijn twee jongens ontvoerd. De familieleden van de jongens hielden eiser verantwoordelijk hiervoor en beschuldigden eiser ervan dat hij tot de groepering van de twee mannen behoorde. Ze hebben ook aangifte tegen eiser gedaan. Twee of drie dagen na de ontvoering zijn vijf mannen van de TTP in de nacht bij de woning van eiser en zijn familie geweest om hem te bedreigen omdat zij eiser ervan verdachten dat hij bekend zou hebben gemaakt dat zij verantwoordelijk zijn voor de ontvoering van de kinderen. Hierna heeft eisers neef hem naar Faisalabad, Punjab, gebracht voor zijn veiligheid. Na eisers vertrek is er een dreigbrief van de TTP bij zijn ouderlijk huis bezorgd via de overbuurjongen. De politie is langsgeweest bij de woning van eiser in Faisalabad in verband met de aangifte tegen eiser, maar op dat moment was hij niet thuis. Toen eiser in de bus zat in Faisalabad is er op hem geschoten door twee mannen van de TTP. Eiser is de dag erna gevlucht uit Pakistan. Vijf jaar na zijn vertrek heeft de TTP twee maal bij de vader van eiser naar hem geïnformeerd. Eén van de ontvoerde jongens is inmiddels een leider bij de TTP. Eiser vreest dat hij bij terugkeer vermoord zal worden door de TTP of door de families van de twee ontvoerde jongens die wraak willen.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De problemen door de weigering te rekruteren voor de TTP zijn ongeloofwaardig geacht.
Heeft de staatssecretaris eisers problemen door de weigering te rekruteren voor de
TTP ongeloofwaardig kunnen achten?
De verklaringen van eiser over de TTP in het licht van landeninformatie
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte stelt dat zijn verklaringen over dat de TTP hem verweet dat hij bekend zou hebben gemaakt dat zij verantwoordelijk waren voor de ontvoering van de twee jongens, niet strookt met de algemene informatie over de positie van de TTP in Pakistan. De TTP is een terroristische organisatie waar de Pakistaanse autoriteiten tegen optreden, zoals ook volgt uit het Algemeen Ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over de positie van Ahmadi’s en christenen in Pakistan 2014 – 2016 van 24 april 2017 [1] (ambtsbericht van 2017) en het EASO Country of Origin Information Report over Pakistan van augustus 2015. [2] Er kan worden aangenomen dat ontvoering in Pakistan een misdrijf is, zodat de daders strafrechtelijke vervolging riskeren. Om die reden had de TTP er belang bij dat zij niet in verband werden gebracht met de ontvoeringen. Verder spreekt het voor zich dat ontvoeringen niet ‘openlijk’ kunnen worden voorbereid zodat het voor het welslagen van het plan om structureel jongens te rekruteren noodzakelijk was dat de intenties verborgen bleven en dus ook verborgen bleef dat deze mannen degenen waren die verantwoordelijk waren voor de ontvoering.
6.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser over dat de TTP hem verweet dat hij bekend zou hebben gemaakt dat zij achter de ontvoeringen zou zitten, niet overeenstemt met de algemene informatie over de positie van de TTP in Pakistan. De staatssecretaris wijst op het ambtsbericht van 2017 waaruit volgt dat de TTP in de periode 2014 - 2016 tienduizenden leden heeft en zware geweldsdelicten pleegt. [3] Hieruit maakt de staatssecretaris op dat de TTP geen groep is die omzichtig te werk zou moeten gaan en niet bang is voor de bekendmaking dat zij achter ontvoeringen zouden zitten. De TTP vreest noch de burgers noch de autoriteiten. Op de zitting heeft de staatssecretaris op het Algemeen Ambtsbericht over Pakistan 2020 - 2022 van september 2022 (ambtsbericht van 2022) gewezen waaruit volgens hem blijkt dat rekrutering gemakkelijk gaat. [4] Daaruit kan geconcludeerd worden dat het ook in het openbaar gebeurt. Eiser heeft bovendien zelf ook verklaard dat de TTP heel actief is in het dorp waar hij woonde. [5]
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt stelt dat eisers verklaringen over de positie van de TTP niet stroken met algemene informatie en om die reden ongeloofwaardig zijn. Dat in het ambtsbericht van 2017 staat dat de TTP tienduizenden leden heeft en zware geweldsdelicten pleegt, betekent nog niet dat daaruit geconcludeerd kan worden dat rekrutering van leden in het openbaar gebeurt. Het sluit immers niet uit dat de TTP ook activiteiten kan verrichten die zij niet in het openbaar bekend wil maken, zeker in het licht van het plan om structureel te rekruteren. Ook uit de door de staatssecretaris op de zitting aangehaalde informatie uit het ambtsbericht van 2022 blijkt dit niet. Voor zover relevant staat hierin:
Volgens sommige media spelen madrassa’s ofwel Koranscholen een rol bij het ronselen van strijders voor de jihad. Ook zouden er in Pakistan en Afghanistan illegale madrassa's of religieuze scholen zijn die de jeugd dwingen tot jihad of heilige oorlog. De Afghaanse Taliban zou onder de vele Afghaanse vluchtelingen in Pakistan gerekruteerd hebben, alsmede bij madrassa’s in Pakistan. Men kan zich afvragen of dit gedwongen of vrijwillig is, gezien de afhankelijke situatie en de indoctrinatie en isolatie waaraan studenten blootstaan. Studenten zijn vaak zo getraind dat zij zich vrijwillig aansluiten. Voor jongeren die uit arme families komen, zijn madrassa’s vaak de enige mogelijkheid om onderwijs te volgen
(zie hieronder). Volgens andere bronnen is het niet mogelijk dit te verifiëren en te bevestigen of gedwongen rekrutering plaatsvindt of niet. Volgens een bron draagt de slechte economische situatie bij aan radicalisering van jongeren. Velen weten niet hoe zij in hun onderhoud kunnen voorzien en worden daardoor gemakkelijk gerekruteerd voor gewelddadige groeperingen. [6]
De rechtbank leidt uit deze informatie af dat rekrutering door de Taliban gemakkelijk zou gaan, maar niet dat dit in het openbaar zou gebeuren. De staatssecretaris motiveert ook niet nader waarom het gegeven dat rekrutering gemakkelijk zou zijn, tot de conclusie moet leiden dat dit dus in het openbaar plaatsvindt. Daar komt nog bij dat deze informatie niet specifiek ziet op de TTP, op de situatie in Peshawar en bovendien op een andere tijdsperiode ziet. Tot slot is voor de rechtbank niet duidelijk waarom uit de verklaring van eiser dat de TTP heel actief was in het dorp, de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat de TTP in het openbaar zou rekruteren. De staatssecretaris heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat de verklaring van eiser dat de TTP hem verweet dat hij de ontvoering bekend zou hebben gemaakt, niet overeenstemt met algemene informatie. Dit betoog slaagt.
6.3.
Gelet op het voorgaande is sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit motiveringsgebrek op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren. De rechtbank volgt de staatssecretaris in het op de zitting ingenomen standpunt dat het wegvallen van deze tegenwerping de uitkomst van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling niet anders maakt. Daartoe is allereerst van belang dat door eiser de tegenwerpingen van de staatssecretaris over de huisdoorzoeking, de schietpartij en de omstandigheid dat de families van de ontvoerde jongens nog steeds naar eiser op zoek zouden zijn, niet worden weersproken. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk gemotiveerd dat dit samen met de overige tegenwerpingen voldoende is om het bestreden besluit te dragen. Op die overige tegenwerpingen gaat de rechtbank hierna in.
De bedreigingen door de TTP
7. Eiser voert aan dat sprake was van bedreigingen door de TTP. De staatssecretaris heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat de dreigbrief niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Eiser wijst erop dat niet is vastgesteld dat de brief niet authentiek is. Daarnaast is de staatssecretaris in het bestreden besluit niet ingegaan op de in de zienswijze gegeven argumenten waarom het geloofwaardig is dat er rond 2020 navraag werd gedaan naar eiser door de TTP. In de zienswijze heeft eiser aangevoerd dat vele factoren een rol kunnen spelen en ten onrechte een doelgerichte aanpak door de TTP wordt verondersteld. De aanwezigheid van de TTP is in de loop van de tijd toegenomen en mogelijk is van belang dat één van de ontvoerde jongens een leider is geworden binnen de TTP.
7.1
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat daadwerkelijk sprake was van bedreigingen door de TTP. De staatssecretaris stelt terecht dat de inhoud van de dreigbrief niet overeenkomt met eisers verklaringen over de oorzaak van zijn problemen. In de dreigbrief staat immers dat eiser zou hebben geweigerd om de meisjesschool te sluiten en dat hij daarom vermoord zal worden, terwijl eiser verklaart dat de TTP hem bedreigt vanwege de bekendmaking van het beoogde plan tot rekrutering. Geconfronteerd met deze tegenstrijdigheid in het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij niet weet waarom er iets anders in de dreigbrief staat. [7] De staatssecretaris mocht van eiser verwachten dat hij hierover meer uitleg kon geven. De verklaring van onderzoek over de authenticiteit van de dreigbrief hoeft de conclusie van de staatssecretaris ook niet anders te maken, omdat de staatssecretaris inhoudelijk vindt dat de dreigbrief het asielrelaas van eiser niet kan onderbouwen. Zoals overwogen heeft de staatssecretaris dat terecht geconcludeerd. Ook kan de staatssecretaris het ongeloofwaardig vinden dat de TTP pas rond 2020 navraag doet naar eiser met een verwijzing naar de brief van 2015. Eisers stelling dat er vele factoren een rol kunnen spelen hoeft de staatssecretaris niet te overtuigen, omdat dit weinig concreet en niet onderbouwd is. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit niet ten onrechte geconcludeerd dat het om die reden weinig plausibel is dat de TTP pas na vijf jaar navraag doet. Daarnaast wijst de staatssecretaris er in het verweerschrift terecht op dat in het ambtsbericht van 2017 staat dat de TTP een groot ledental had in de periode van 2014-2016. [8] Gelet daarop heeft de staatssecretaris het niet aannemelijk kunnen achten dat de TTP pas vijf jaar na eisers vertrek de mogelijkheid zag om bij zijn vader een vervolg te geven aan de dreigbrief. De staatssecretaris wijst er bovendien niet ten onrechte op dat eiser niet gedetailleerd kan verklaren over de bezoeken van de TTP aan zijn vader. [9] Zo weet hij niet de namen van de personen die aan de deur stonden. Omdat de bedreigingen de kern van het asielrelaas zijn van eiser mag de staatssecretaris verwachten dat hij hier uitgebreider over kan verklaren, ondanks dat hij hier zelf niet bij was. Dit betoog slaagt ook niet.
De verdenking van betrokkenheid door de families van de ontvoerde jongens
8. Eiser voert aan dat de staatssecretaris niet heeft geconcretiseerd waarom de verklaringen die hij heeft afgelegd over waarom hij wordt verdacht van betrokkenheid bij de ontvoering niet gedetailleerd of overtuigend zijn. Ook heeft de staatssecretaris de uitleg van eiser over waarom juist hij verdacht werd van betrokkenheid, namelijk omdat hij langer dan andere dorpsgenoten met de TPP heeft gepraat, niet betrokken.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat niet geloofwaardig is dat de families van de ontvoerde jongens eiser verdenken van betrokkenheid bij de ontvoering. De staatssecretaris stelt niet ten onrechte dat eiser niet gedetailleerd heeft verklaard over de bezoeken van de families van de ontvoerde jongens. Zo heeft hij enerzijds verklaard dat ze bij zijn ouderlijk huis aan de deur komen en anderzijds dat ze niet aan de deur komen omdat ze weten dat eiser er niet is. [10] De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij dit zou hebben hersteld in de correcties en aanvullingen bij het nader gehoor, omdat hieruit niet eenduidig blijkt of de families daadwerkelijk aan de deur komen. [11] Ook wijst de staatssecretaris er niet ten onrechte op dat eiser heeft verklaard dat de TTP heel actief was in het dorp en de TTP ook met andere mensen praatte [12] , waardoor niet aannemelijk is gemaakt dat juist eiser wordt verdacht van betrokkenheid bij de ontvoering. Dit betoog slaagt niet.
Conclusie
9. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris eisers problemen door de weigering te rekruteren voor de TTP terecht ongeloofwaardig heeft geacht. De staatssecretaris heeft zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het wegvallen van de tegenwerping dat de verklaringen van eiser niet overeen zouden stemmen met landeninformatie, niet maakt dat de uitkomst van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling anders zou moeten zijn. De beroepsgrond van eiser slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft. Vanwege het onder 6.3. geconstateerde motiveringsgebrek in het bestreden besluit bestaat aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. De vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. H.C.M. Pijnenburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Paragraaf 2.3.5.
2.Paragraaf 2.1.4.
3.Pagina 14.
4.Pagina 48.
5.Verslag nader gehoor, pagina 15.
6.Pagina 48.
7.Verslag nader gehoor, pagina 32.
8.Pagina 14.
9.Verslag nader gehoor, pagina 39.
10.Verslag nader gehoor, pagina 24 en 38.
11.Correcties en aanvullingen, pagina 4.
12.Verslag nader gehoor, pagina 15 en 23.