ECLI:NL:RBDHA:2023:18216
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over bedreigingen door de Tehreek-e-Taliban
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 17 november 2023, wordt het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, die op 5 oktober 2021 een aanvraag indiende, stelt dat hij bedreigd wordt door de Tehreek-e-Taliban (TTP) vanwege zijn weigering om jongens te rekruteren voor jihad. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 6 maart 2023 afgewezen, waarbij hij de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig achtte. De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van de eiser. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van de eiser over de TTP niet stroken met de algemene informatie over de organisatie. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig zijn, vooral in het licht van de informatie over de TTP en de context van rekrutering in Pakistan.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, maar constateert zij een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.