ECLI:NL:RBDHA:2023:18256

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
AWB 22/2630
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot uitzetting en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd vastgesteld dat hij niet in aanmerking kwam voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoeker had op 27 april 2022 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zijn uitzetting hangende het bezwaar zou worden verboden. Het bezwaar werd op 27 september 2022 ongegrond verklaard, waarna verzoeker op 13 oktober 2022 beroep instelde tegen dit besluit.

De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2023 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren. Op 21 maart 2023 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen. Gezien deze uitspraak was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/2630

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 november 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

Bij primair besluit van 26 april 2022 heeft verweerder beslist dat verzoeker niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 27 april 2022 de voorzieningenrechter verzocht om hangende het bezwaar een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende de uitzetting hangende bezwaar te verbieden.
Bij het bestreden besluit van 27 september 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Op 13 oktober 2022 heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het bestreden besluit. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AWB 22/6191.
Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verzoek van 27 april 2022 gelijkgesteld met een verzoek dat is gedaan hangende het beroep bij de rechtbank. Het verzoek heeft dus betrekking op de beroepsfase.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Bij uitspraak van 21 maart 2023 heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen op bezwaar met inachtneming van de uitspraak. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
2. Gelet op de uitkomst van de beroepsprocedure veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.G. Doornbos, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.