ECLI:NL:RBDHA:2023:18261

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
SGR 23/853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van uitkeringen op basis van arbeidsverleden en de toepassing van de Wet verbetering poortwachter

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 november 2023, in de zaken SGR 23/853 en SGR 23/5507, is de eiser, een inwoner van [woonplaats], in beroep gegaan tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank heeft geoordeeld dat de Wet verbetering poortwachter niet bedoeld is om de eiser te begeleiden naar een werkplek met een salarisniveau dat hij had in 2016, voordat hij uitviel wegens ziekte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het recht van de eiser op een uitkering ter hoogte van 70% van zijn eerdere salaris.

Het proces begon met een besluit van 20 januari 2023, waarin het Uwv oordeelde dat de eiser geen recht had op een toeslag op grond van de Toeslagenwet, omdat zijn inkomen niet onder het sociaal minimum lag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de herhaalde aanvragen van de eiser voor een WIA-uitkering niet zijn behandeld, omdat hij geen nieuwe gegevens heeft aangeleverd die zijn arbeidsongeschiktheid zouden onderbouwen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen het bestreden besluit I en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de zaak gesloten zonder het onderzoek te heropenen, ondanks de grote hoeveelheid e-mails die de eiser heeft ingediend. De conclusie van de rechtbank is dat het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond is en dat het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/853 en SGR 23/5507

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2023 in de zaken tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Procesverloop

In het besluit van 20 januari 2023 (het primaire besluit I) heeft verweerder bepaald dat eiser geen recht heeft op een toeslag op grond van de Toeslagenwet, omdat zijn totale inkomen niet onder het sociaal minimum ligt.
Eiser heeft bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het primaire besluit I. De rechtbank heeft het beroepschrift als bezwaarschrift aangemerkt en doorgestuurd naar verweerder.
In het besluit van 21 februari 2023 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft bepaald dat eisers inkomen hoger is dan het voor hem geldende sociaal minimum en dat dit ook zo was per 1 januari 2018.
Eiser heeft het formulier “bezwaarschrift” met het bestreden besluit I naar verweerder verstuurd. Verweerder heeft deze stukken als beroepschrift aangemerkt en naar de rechtbank doorgestuurd.
In het besluit van 21 maart 2023 (het primaire besluit II) heeft verweerder bepaald dat eisers aanvraag van 17 maart 2023 om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) niet in behandeling wordt genomen en heeft hierbij verwezen naar de eerdere besluiten van 19 mei 2022, 8 september 2022 en 25 januari 2023.
In het besluit van 14 juli 2023 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit II ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd.
Eiser heeft bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) beroep ingesteld tegen het bestreden besluit II. De Afdeling heeft het beroepschrift van eiser doorgestuurd naar de rechtbank.
Verweerder heeft in SGR 23/583 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft beide beroepen op 17 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Het verweerschrift met bijlagen in SGR 23/5507 heeft de rechtbank pas na de zitting gezien. De rechtbank heeft hierin geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.
Eiser heeft de rechtbank na de zitting een groot aantal e-mails gestuurd. Ook in deze e-mails heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.

Overwegingen

Griffierecht
1. In de brief van 1 september 2023 heeft de rechtbank in beide beroepen aan eiser meegedeeld dat hij voorlopig geen griffierecht hoeft te betalen. De rechtbank bepaalt in deze uitspraak dat eiser in beide beroepen geen griffierecht hoeft te betalen.
Het bestreden besluit I
2. De rechtbank stelt vast dat eiser, ondanks de grote hoeveelheid stukken (e-mails) die hij in deze zaak (SGR 23/853) heeft ingediend, geen gronden heeft aangevoerd die zich richten tegen het bestreden besluit I dat ziet op de afwijzing van zijn aanvraag om een toeslag. Het beroep tegen het bestreden besluit I is daarom niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het bestreden besluit II
4. In dit beroep gaat het alleen om de vraag of eiser nieuwe gegevens heeft aangeleverd. Eiser heeft namelijk al meerdere keren een WIA-uitkering aangevraagd. Naar aanleiding van de eerdere aanvragen heeft verweerder in de besluiten van 19 mei 2022, 8 september 2022 en 25 januari 2023 bepaald dat eiser (nog) geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij (nog) niet 104 weken arbeidsongeschikt is. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser met zijn herhaalde aanvraag om een WIA-uitkering geen nieuwe gegevens heeft aangeleverd en dat verweerder daarom terecht eisers aanvraag niet in behandeling heeft genomen.
5.1
Eiser heeft in de stukken en op de zitting vragen gesteld. Ten overvloede zal de rechtbank ingaan op de door eiser gestelde vragen.
5.2
Eiser heeft gezegd dat het hem gaat om de manier waarop het Uwv besluiten neemt. Volgens eiser kijkt het Uwv niet goed naar de besluiten die genomen worden en had zijn ZW-uitkering in 2019 niet beëindigd mogen worden. Eiser vraagt zich af of de Wet verbetering poortwachter juist is toegepast. De rechtbank overweegt dat eisers bezwaar tegen de beëindiging van die ZW-uitkering ongegrond is verklaard met het besluit van 6 september 2019. Eiser heeft tegen dat besluit toen niets ondernomen; dat heeft hij niet eerder dan in 2023 gedaan. Op 21 juni 2023 heeft de rechtbank eisers beroep tegen het besluit van 6 september 2019 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij te laat beroep heeft ingesteld en niet is gebleken dat hij een geldige reden had voor de ruimschootse termijnoverschrijding (zaaknummer SGR 23/611). Daartegen heeft eiser geen verzet gedaan. De beëindiging van eisers ZW-uitkering in 2019 staat dan ook vast. De rechtbank is in de dossiers niet tegengekomen dat het Uwv niet goed zou kijken naar de besluiten die genomen worden. Wat betreft eisers vraag of de Wet verbetering poortwachter juist is toegepast, wijst de rechtbank er op dat deze wet gaat over het re-integratietraject van zieke werknemers, terwijl eiser nu juist stelt dat hij recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij volledig arbeidsongeschikt is. Voor zover eiser wel zou kunnen werken is van belang dat de Wet verbetering poortwachter niet bedoeld is om, zoals eiser kennelijk meent, eiser te begeleiden naar werk op het salarisniveau dat hij had in 2016, ruim vóórdat hij in 2019 uitviel wegens ziekte.
5.3
Eiser vindt dat hij vanwege zijn arbeidsverleden recht heeft op 70% van het loon dat hij bij Royal FloraHolland in 2016 verdiende. De rechtbank begrijpt uit de stukken dat eiser na beëindiging van zijn dienstverband met Royal FloraHolland vanaf 1 mei 2017 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving. Wegens een ziekmelding is eiser op enig moment een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) gaan ontvangen. Nadat de ZW-uitkering - inmiddels onherroepelijk - is beëindigd per 23 maart 2019 is eisers WW-uitkering voortgezet tot en met 14 januari 2020. De hoogte van deze beide uitkeringen was gebaseerd op het salaris dat eiser verdiende bij Royal FloraHolland. Dat was namelijk toen zijn laatstverdiende salaris.
In 2020, na het aflopen van de WW-uitkering - is eiser gaan werken bij de gemeente Den Haag. Na afloop van dat dienstverband ontving eiser vanaf 31 januari 2022 weer een WW-uitkering. Op 30 september 2022 heeft eiser zich weer ziekgemeld en daarom ontvangt hij vanaf 30 december 2022 en ook nu nog een ZW-uitkering. De hoogte van deze uitkeringen is gebaseerd op het salaris dat eiser verdiende bij de gemeente Den Haag, omdat dit toen zijn laatstverdiende salaris was. Dit salaris is lager dan het salaris dat hij verdiende bij Royal FloraHolland en dat verklaart waarom de hoogte van de uitkeringen die hij vanaf 2022 heeft ontvangen ook lager is. Het Uwv heeft geen bemoeienis met de hoogte van het salaris dat eiser ontving van de gemeente Den Haag. Er is geen wet waaruit volgt dat eiser vanwege zijn arbeidsverleden recht zou moeten hebben op een uitkering ter hoogte van 70% van het loon dat hij bij Royal FloraHolland in 2016 verdiende.
5.4
Tenslotte heeft de rechtbank op de zitting van eiser gehoord dat hij wordt achtervolgd, dat hij op zijn werkplek is uitgescholden, dat laster, smaad en valsheid in geschrifte is gepleegd en dat sprake is van een groot complot om hem terug te pakken. Als voorbeeld heeft eiser op de zitting verteld dat ze in de winkel een scanner hebben met een knopje waarop wordt gedrukt als ze hem zien zodat hij wordt gecontroleerd en dan moet hij zijn zakken leegmaken. In de stukken ziet de rechtbank echter geen enkel document waaruit blijkt dat hiervan sprake is (geweest). Het dossier bevat een brief van het Bureau Laak waaruit blijkt dat ook de politie geen enkele aanwijzing heeft dat sprake zou zijn van voortdurende achtervolgingen, bedreigingen en dergelijke. Er is dus geen aanleiding om dit mee te wegen bij de beoordeling door de rechtbank. Dat kan mogelijk anders zijn waar het gaat om een WIA-beoordeling door het Uwv aan het einde van de wachttijd van 104 weken na 30 september 2022, als eiser dan nog steeds ziek is.
6. De conclusie van wat de rechtbank in 4 heeft geoordeeld is dat het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond is.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
In beide zaken
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.