ECLI:NL:RBDHA:2023:18284

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
NL23.11029
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. C.E. Stassen-Buijs, had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. E. de Bonth, had deze aanvraag afgewezen in een besluit van 15 november 2022. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 11 april 2023 handhaafde de eerdere afwijzing.

De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiser verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig werd toegewezen. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het beroep ontvankelijk was, waarbij het procesbelang van eiser centraal stond. De staatssecretaris meldde dat eiser op 15 mei 2023 met onbekende bestemming was vertrokken, wat de rechtbank deed concluderen dat eiser mogelijk geen procesbelang meer had.

De rechtbank overwoog dat het aan eiser was om aan te tonen dat hij nog recht had op een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Aangezien eiser geen contact had gehad met zijn gemachtigde en er geen bewijs was dat hij nog in Nederland verbleef, concludeerde de rechtbank dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij nog procesbelang had. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees de proceskosten af. Deze uitspraak werd gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11029

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. C.E. Stassen-Buijs),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Bonth).

Inleiding

In het besluit van 15 november 2022 (primair besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw [1] afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 april 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt daarom definitief toegewezen.
2. De rechtbank beoordeelt eerst of het beroep ontvankelijk is. In dat verband ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eiser (nog) procesbelang heeft bij zijn beroep. Het procesbelang wordt door de rechtbank ambtshalve beoordeeld.
3. Op basis van de stukken stelt de rechtbank vast dat de staatssecretaris op 15 mei 2023 heeft gemeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Uit een bijgevoegd overzicht van het COA [2] blijkt dat eiser met ingang van 4 mei 2023 is geregistreerd als ‘met onbekende bestemming vertrokken’. Daarbij is in het opmerkingenveld vermeld ‘einde opvang en voorzieningen’ en ‘zelfstandig woonruimte verlaten’.
De gemachtigde van eiser heeft op 5 juni 2023 bericht dat zij weet waar eiser in Nederland verblijft en dat zij contact heeft met hem.
4. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat zij de laatste twee maanden geen contact meer heeft gehad met eiser. Zij heeft toegelicht dat zij beschikt over een telefoonnummer en een emailadres van eiser, maar dat zij via beide kanalen geen contact met hem krijgt.
5. De rechtbank overweegt dat na een melding van vertrek met onbekende bestemming de vooronderstelling geldt dat een vreemdeling niet langer prijs stelt op een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Het ligt dan op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat deze vooronderstelling onjuist is en daarmee dat er nog sprake is van procesbelang. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [3] blijkt dat de vreemdeling zijn procesbelang aannemelijk kan maken door te laten weten dat hij nog contact met zijn gemachtigde heeft. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en dat de gemachtigde met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
6. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om aan te nemen dat eiser nog prijs stelt op de door hem gevraagde bescherming. Het is inmiddels ruim vijf maanden geleden dat eiser de opvang heeft verlaten, en daarna heeft hij zich niet opnieuw bij het COA of de IND [4] gemeld. Eiser heeft, ondanks pogingen daartoe door zijn gemachtigde, de afgelopen twee maanden geen contact gehad met zijn gemachtigde. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting opgemerkt dat het mogelijk (medisch) niet goed gaat met eiser en dat zij misschien daarom geen contact met hem krijgt. Die opmerking is speculatief en bovendien niet onderbouwd. Daarom neemt de rechtbank dat niet zonder meer aan. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij een rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
4.Immigratie- en naturalisatiedienst.