ECLI:NL:RBDHA:2023:18284
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. C.E. Stassen-Buijs, had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. E. de Bonth, had deze aanvraag afgewezen in een besluit van 15 november 2022. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 11 april 2023 handhaafde de eerdere afwijzing.
De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiser verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig werd toegewezen. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het beroep ontvankelijk was, waarbij het procesbelang van eiser centraal stond. De staatssecretaris meldde dat eiser op 15 mei 2023 met onbekende bestemming was vertrokken, wat de rechtbank deed concluderen dat eiser mogelijk geen procesbelang meer had.
De rechtbank overwoog dat het aan eiser was om aan te tonen dat hij nog recht had op een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Aangezien eiser geen contact had gehad met zijn gemachtigde en er geen bewijs was dat hij nog in Nederland verbleef, concludeerde de rechtbank dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij nog procesbelang had. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees de proceskosten af. Deze uitspraak werd gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.