ECLI:NL:RBDHA:2023:18306
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze procedure. Het bestreden besluit, dat op 27 september 2022 is genomen, verklaarde het bezwaar van de eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag niet-ontvankelijk. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 6:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep moet bevatten. Aangezien het beroepschrift van de eiser geen gronden bevatte, heeft de rechtbank de eiser bij aangetekende brief van 28 oktober 2022 verzocht om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen. De eiser heeft hierop echter niet gereageerd.
Gelet op het ontbreken van gronden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft voorts geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.