ECLI:NL:RBDHA:2023:18423
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan haar referent. De aanvraag is op 10 augustus 2022 ingediend, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 had verweerder binnen 90 dagen moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste beslisdatum op 10 februari 2023 viel. Eiseres heeft verweerder op 22 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 19 april 2023 is ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is verstreken zonder dat er een besluit is genomen.
Eiseres verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren en verweerder op te dragen binnen een redelijke termijn alsnog een besluit bekend te maken. Tevens vraagt eiseres om een dwangsom voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden. De rechtbank legt verweerder een termijn van vier weken op om alsnog een besluit te nemen, en bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 en bepaalt dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.