ECLI:NL:RBDHA:2023:18429
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan haar referent. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan. Eiseres had haar aanvraag op 11 juni 2022 ingediend, en verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd, maar heeft uiteindelijk niet tijdig een besluit genomen. Eiseres heeft verweerder op 3 april 2023 in gebreke gesteld en op 17 mei 2023 het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder de proceskosten van eiseres moet vergoeden, die zijn vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht van € 184 moet terugbetalen. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.