ECLI:NL:RBDHA:2023:18439
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiseres heeft haar aanvraag op 11 oktober 2022 ingediend, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 diende verweerder binnen 90 dagen te beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn echter met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 9 april 2023 viel. Eiseres heeft verweerder op 20 april 2023 in gebreke gesteld, en het beroep is op 8 mei 2023 ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. Eiseres heeft verzocht om verweerder op te dragen binnen vier weken alsnog te beslissen, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn. De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen twintig weken na de uitspraak een besluit moet nemen, en dat hij een dwangsom van € 100 per dag verbeurt bij overschrijding, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen moet betalen, en veroordeelt hij verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.