ECLI:NL:RBDHA:2023:18502
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor Oekraïense derdelander
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een derdelander uit Oekraïne, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, werd beëindigd op 4 september 2023. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een ordemaatregel te treffen, zodat verweerder zich zou onthouden van uitvoeringshandelingen totdat de rechtbank het beroep had beoordeeld.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 november 2023 behandeld, waarbij zowel verzoekster als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Tijdens de zitting is het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan op het samenhangende beroep van verzoekster, dat ongegrond werd verklaard. Aangezien er geen andere omstandigheden zijn gebleken die een voorlopige voorziening rechtvaardigen, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De zaak betreft de toepassing van de Richtlijn 2001/55/EG en het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382, dat tijdelijke bescherming biedt aan ontheemden uit Oekraïne.