ECLI:NL:RBDHA:2023:18504

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
NL23.13346 einduitspraak
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening asielverzoek en beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielverzoek in het licht van de situatie in Afghanistan

Op 15 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, die een verzoek om bestuurlijke heroverweging van een eerder asielverzoek had ingediend. De rechtbank heeft deze uitspraak gedaan naar aanleiding van een tussenuitspraak en heeft bevestigd dat zij geen aanleiding ziet om het toetsingskader uit het arrest LH toe te passen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder een besluit genomen op 7 april 2023, waarin de asielaanvraag van eiseres werd ingewilligd, maar het verzoek om heroverweging werd afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat er motiveringsgebreken waren in de besluitvorming van de staatssecretaris, met name met betrekking tot het tweede verificatierapport dat niet was betrokken bij de heroverweging. De staatssecretaris heeft vervolgens op 10 oktober 2023 een aanvullend besluit genomen, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelde dat het tweede verificatierapport niet de waarde heeft die eiseres eraan hecht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit voldoende heeft hersteld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering en de betrouwbaarheid van de informatie in asielprocedures, vooral in het licht van de situatie in Afghanistan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13346

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.J. van der Graaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: K. Jansen).

Procesverloop

Eiseres heeft op 17 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij heeft tijdens het gehoor over deze asielaanvraag ook gevraagd het afwijzende asielbesluit van 19 juni 2013 te heroverwegen. De staatssecretaris heeft met het besluit van 7 april 2023 deze asielaanvraag ingewilligd met als ingangsdatum 17 september 2021. Daarnaast wees de staatssecretaris in dat besluit het verzoek van eiseres tot bestuurlijke heroverweging af.
Eiseres heeft tegen de afwijzing van het verzoek om bestuurlijke heroverweging beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Bij tussenuitspraak van 6 oktober 2023 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De staatssecretaris heeft in reactie op de tussenuitspraak op 10 oktober 2023 een aanvullend besluit genomen in een poging het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om daarop te reageren.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek op 30 oktober 2023 gesloten.
Overwegingen
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling. [1]
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, geoordeeld dat zij geen aanleiding ziet om het toetsingskader uit het arrest LH toe te passen, omdat dit arrest ziet op de ontvankelijkheid van een opvolgende asielaanvraag en de vraag waaraan documenten moeten voldoen om als nieuw relevant element of bevinding te gelden. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris ten aanzien van het eerste verificatierapport terecht stelt dat belangrijke elementen van goed onderzoek ontbreken waardoor de juistheid van het rapport in twijfel kan worden getrokken. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de besluitvorming een motiveringsgebrek kent, namelijk dat de staatssecretaris het tweede verificatierapport ten onrechte niet heeft betrokken bij het verzoek om bestuurlijke heroverweging. De staatssecretaris heeft in een poging dat gebrek te herstellen op 10 oktober 2023 een aanvullend besluit genomen. De rechtbank zal hieronder beoordelen of het geconstateerde gebrek daarmee ook daadwerkelijk is hersteld.
2.1
Het beroep voor zover dat gaat over de toepassing van het arrest LH en het eerste verificatierapport over het gedwongen huwelijk van eiseres, slaagt niet. Voor de motivering hiervan wijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
3. De staatssecretaris stelt zich in het aanvullende besluit van 10 oktober 2023 op het standpunt dat ten aanzien van het tweede verificatierapport niet de waarde kan worden gehecht die eiseres daaraan kennelijk gehecht wilt zien. Volgens de staatssecretaris ontbreken in het rapport belangrijke elementen van goed onderzoek, waardoor de juistheid van het onderzoek in twijfel wordt getrokken.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat aan het tweede verificatierapport niet de waarde kan worden gehecht die eisers daaraan gehecht wil zien. De rechtbank volgt de staatssecretaris namelijk in zijn standpunt dat het duidelijk moet zijn welke bron of bronnen bepaalde informatie hebben gegeven, of zij die informatie hebben kunnen geven vanuit eigen kennis of expertise, of het gaat om objectieve bronnen en of ze de informatie ook hebben gegeven zoals die in het onderzoek staat weergegeven en dat die informatie in het rapport ontbreekt. Uit het overgelegde verificatierapport blijkt namelijk niet welke informatie is verstrekt door de opdrachtgever voor het opstellen van het rapport, Stichting ASKV, of door de onderzoeker, de heer [naam] . Ook blijkt uit het rapport niet wanneer ASKV de informatie van eiseres aan de heer [naam] heeft verstrekt. Tevens blijkt uit het rapport enkel dat [naam] – de onderzoeker die door de heer [naam] is ingezet – contact heeft gehad met ‘elder [naam] ’. Niet blijkt wie elder [naam] is, op welke wijze de onderzoeker deze ontmoeting heeft geregeld en welke informatie uit het dossier hij heeft verstrekt. De staatssecretaris heeft daarbij van belang mogen achten dat alles wat aan informatie uit een dossier aan een te raadplegen bron is gegeven, wordt gedateerd en exact in de verslaglegging wordt vermeld. Zoals de staatssecretaris terecht stelt ontbreekt ook in dit tweede onderzoeksrapport de verantwoording over hoe het onderzoek is verlopen, is de verslaglegging zeer summier en zijn de informatiestromen niet transparant. De rechtbank oordeelt verder dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat de betrouwbaarheid van de in het rapport genoemde personen, namelijk [naam] en elder [naam] , niet kan worden geverifieerd. Dit is van belang omdat het rapport enkel berust op een mondelinge verklaring tussen hen beiden. De staatssecretaris stelt terecht dat het afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van het rapport dat dit onderdeel niet ziet op [naam] ’s eigen kennis, maar op informatie van een derde, en dat dat in dit geval niet objectief verifieerbaar is. Daarnaast acht de staatssecretaris terecht van belang dat niet is vastgelegd wat de relatie is tussen [naam] en elder [naam] en dat het onduidelijk is hoe de verhoudingen zijn of zijn geweest tussen eiseres, haar familie en elder [naam] . De rechtbank is het met de staatssecretaris eens dat het gelet daarop niet duidelijk is of deze bron wel de informatie heeft kunnen geven die hij volgens het rapport van [naam] heeft verstrekt. De staatssecretaris acht ook terecht van belang dat onduidelijk is welk belang [naam] heeft, waardoor de objectiviteit van deze bron niet zonder meer kan worden aangenomen.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris zich met de hiervoor weergegeven standpunten heeft uitgelaten over de betrouwbaarheid, maar ook over de inhoud van het door eiseres overgelegde rapport en dat bij zijn beoordeling betrokken. De staatssecretaris stelt zich naar het oordeel van de rechtbank gelet op al het voorgaande terecht op het standpunt dat het eerste door eiseres overgelegde rapport niet leidt tot inwilliging van het verzoek om bestuurlijke heroverweging en heeft het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek daarmee voldoende hersteld.
4. Omdat aan het bestreden besluit een gebrek kleefde, is het beroep van eiser gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet echter aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit volledig in stand blijven, omdat verweerder het gebrek heeft hersteld.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek is het beroep gegrond. De staatssecretaris heeft met het aanvullende besluit het geconstateerde gebrek hersteld zodat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zal laten.
5.1.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.ABRvS 12 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1013.