Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2023 in de zaak tussen
[naam] , eiser
Procesverloop
23 februari 20152 en 10 april 20153.
Conclusie en gevolgen
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de vreemdeling in bewaring is gesteld. De maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A. Dogan, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 28 februari 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel de eiser als de staatssecretaris vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft de gronden van de staatssecretaris beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende redenen zijn om de maatregel van bewaring te handhaven. De rechtbank concludeert dat de eiser zich niet aan de Vreemdelingenwet heeft gehouden en dat er een significant risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser, die onder andere betoogde dat hij als asielzoeker niet op de voorgeschreven wijze Nederland kon binnenkomen, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat er geen andere, minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling effectief konden worden toegepast.
De rechtbank heeft de maatregel van bewaring rechtmatig bevonden en het beroep ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.