ECLI:NL:RBDHA:2023:18540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL22.24079
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot artikel 64 Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 januari 2023, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die afkomstig is uit Gambia. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 24 november 2022 is genomen. Dit besluit betreft de ambtshalve beoordeling van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de verzoeker verzocht om niet te worden uitgezet totdat op zijn bezwaarschrift is beslist. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang en wijst het verzoek toe. De staatssecretaris heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek, wat de voorzieningenrechter meeneemt in zijn beslissing. Hierdoor blijft de uitzetting van de verzoeker achterwege en wordt hij behandeld alsof artikel 64 van de Vw 2000 op hem van toepassing is totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. Dit houdt in dat de verzoeker recht houdt op de verstrekkingen die hem in dat kader toekomen. De voorzieningenrechter bepaalt ook dat de staatssecretaris de proceskosten van de verzoeker, ter hoogte van € 837,00, moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24079
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker,
geboren op [geboortedatum] ,
van Gambiaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de ambtshalve beoordeling van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
1.1
De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op 24 november 2022. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening verzocht die ertoe strekt dat hij niet wordt uitgezet totdat – zo begrijpt de voorzieningenrechter – op het bezwaarschrift is beslist.
1.2
De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek.
1.3
Verzoeker heeft een aanvullend verzoek ingediend dat ertoe strekt dat – naast het verbod van uitzetting - zijn opvang niet wordt beëindigd. De staatssecretaris heeft op dit verzoek gereageerd.
1.4
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van spoedeisend belang.
4. De staatssecretaris heeft zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek zoals door verzoeker gevraagd. Ook overigens ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek toe te wijzen en de staatssecretaris op te dragen de uitzetting van verzoeker achterwege te laten en verzoeker te behandelen als ware artikel 64 van de Vw 2000 op hem van toepassing tot op het bezwaar is beslist. Dit betekent concreet dat verzoeker recht houdt op de verstrekkingen die hem in dat kader toekomen.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe.
5.1
Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet die vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt € 837,00 omdat de gemachtigde van verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • bepaalt dat de uitzetting van verzoeker achterwege blijft en dat verzoeker moet worden behandeld als ware artikel 64 van de Vw 2000 op hem van toepassing tot op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.