In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 januari 2023, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die afkomstig is uit Gambia. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 24 november 2022 is genomen. Dit besluit betreft de ambtshalve beoordeling van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de verzoeker verzocht om niet te worden uitgezet totdat op zijn bezwaarschrift is beslist. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang en wijst het verzoek toe. De staatssecretaris heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek, wat de voorzieningenrechter meeneemt in zijn beslissing. Hierdoor blijft de uitzetting van de verzoeker achterwege en wordt hij behandeld alsof artikel 64 van de Vw 2000 op hem van toepassing is totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. Dit houdt in dat de verzoeker recht houdt op de verstrekkingen die hem in dat kader toekomen. De voorzieningenrechter bepaalt ook dat de staatssecretaris de proceskosten van de verzoeker, ter hoogte van € 837,00, moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.