ECLI:NL:RBDHA:2023:18557

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.30844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake tijdelijke bescherming voor Oekraïners

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 27 november 2023, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van het beroep begon op 19 augustus 2023 en eindigde op 15 september 2023, maar het beroepschrift werd pas op 28 september 2023 ingediend. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, ondanks de argumenten van de gemachtigde dat de eiser de taal niet spreekt en dat er vertraging was in het verkrijgen van het dossier. De rechtbank benadrukt dat de eiser tijdig een gemachtigde had kunnen verkrijgen en dat de gemachtigde binnen de termijn stukken had kunnen opvragen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijk oordeel wordt gegeven over het bestreden besluit en dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30844

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [datum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. Sinnema),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Azzaoui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 17 augustus 2023 waarbij de staatssecretaris aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023 (bestreden besluit).
1.1.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2023 op zitting behandeld, samen met zaak NL23.31558. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Voor eiser was een tolk in de Engelse taal aanwezig. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van vier weken. [3] Deze termijn begint te lopen op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen . [4] Als het beroepschrift te laat is ingediend, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank doet dat niet als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar is. [5]
4. Naar het oordeel van de rechtbank blijk uit de stukken, waaronder een bij het verweerschrift gevoegde printscreen, dat de staatssecretaris het bestreden besluit op 17 augustus 2023 heeft genomen en het bestreden besluit op 18 augustus 2023 om 17:16:10 uur aan eiser heeft verzonden. Het betoog van eiser dat met de printscreen niet vast staat dat het bestreden besluit daadwerkelijk is verzonden, slaagt niet. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State al heeft geoordeeld (zie ECLI:NL:RvS:2018:358) is de verzendmethode via het verzendhuis van de staatssecretaris, zoals ook in deze zaak aan de orde, een correcte wijze van bekend maken.
5. Gelet op het voorgaande ving de termijn voor het indienen van het beroep aan op 19 augustus 2023 en liep deze tot en met 15 september 2023. De gemachtigde van eiser heeft pas op 28 september 2023 beroep ingesteld. Het beroepschrift is derhalve buiten de wettelijke termijn ingediend.
6. De gemachtigde betoogt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat eiser de taal niet spreekt, de gemachtigde pas op 12 september 2023 aan eiser is gekoppeld en de staatssecretaris pas op 28 september 2023 het dossier van eiser aan de gemachtigde heeft toegezonden.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit niet worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dat eiser de taal niet spreekt, komt voor zijn rekening en risico. Gebleken is dat eiser tijdig een gemachtigde heeft kunnen verkrijgen. Eiser is immers op 12 september 2023 gekoppeld aan zijn huidige gemachtigde. Voor de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat de gemachtigde niet voor het einde van de termijn (pro forma) beroep had kunnen instellen. Het betoog van eiser dat bij de koppeling van de gemachtigde aan eiser geen dossier inzichtelijk is, slaagt niet. Van de gemachtigde van eiser mag verwacht worden dat deze binnen de drie dagen na 12 september 2023 stukken had kunnen opvragen of andere relevante informatie had kunnen vergaren om tijdig het beroep in te dienen. De verwijzing van eiser naar de conclusie van advocaat-generaal Widdershoven over artikel 6:11 van de Awb (ECLI:NL:CBB:2023:476) en het Wetsvoorstel versterking waarborgfunctie Awb (Kamerstuk 29279, nr. 763), leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank geen inhoudelijk oordeel geeft over het bestreden besluit en dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekend gemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
3.Artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Artikel 6:8, eerste lid en 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Artikel 6:11 van de Awb.