Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres], eiseres
[naam dochter]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.S. Yap, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is op 10 augustus 2022 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De termijn is echter verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 21 april 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en het beroep is op 15 mei 2023 ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de verweerder geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris in gebreke is gebleven. Eiseres heeft verzocht om de reeds verbeurde dwangsom vast te stellen en de staatssecretaris op te dragen alsnog een besluit bekend te maken. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen twintig weken na de uitspraak een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.