ECLI:NL:RBDHA:2023:18564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.14659
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.S. Yap, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is op 10 augustus 2022 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De termijn is echter verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 21 april 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en het beroep is op 15 mei 2023 ingesteld, wat tijdig is gebeurd.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de verweerder geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris in gebreke is gebleven. Eiseres heeft verzocht om de reeds verbeurde dwangsom vast te stellen en de staatssecretaris op te dragen alsnog een besluit bekend te maken. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen twintig weken na de uitspraak een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14659

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer 1]
mede namens haar minderjarige dochter
[naam dochter]
V-nummer: [nummer 2]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de door [naam referent] (referent) ingediende aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis.
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Van de indiener van een beroepschrift bij de bestuursrechter wordt griffierecht geheven. Eiseres heeft het verzoek gedaan om hiervan te worden vrijgesteld. Eerder heeft de rechtbank dit verzoek voorlopig toegewezen. Gelet op wat referent naar voren heeft gebracht over zijn inkomen, en gelet op het door hem ondertekende formulier, ziet de rechtbank aanleiding om dit verzoek definitief toe te wijzen. Van eiseres zal dan ook geen griffierecht worden geheven.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. De aanvraag is ingediend op 10 augustus 2022. Verweerder moet op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen beslissen. Onder verwijzing naar dit artikellid heeft verweerder de beslistermijn verlengd met drie maanden. Verweerder had dus uiterlijk op 10 februari 2023 een besluit moeten nemen. De termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft verweerder op 21 april 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 15 mei 2023 is het beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
4. Eiseres verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren, de reeds verbeurde dwangsom vast te stellen en verweerder op te dragen alsnog een besluit bekend te maken. Daarnaast verzoekt eiseres de rechtbank te bepalen dat verweerder een dwangsom aan eiseres verbeurt van € 100 voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden met een maximum van € 7.500. Tot slot verzoekt eiseres de rechtbank verweerder te veroordelen in de proceskosten.
5. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
6. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering hiervan naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3590. Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen.
7. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560, als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn.
8. In het geval van eiseres heeft verweerder gelet op het dossier weliswaar de ontvangst van de aanvraag bevestigd, maar verder nog niet naar de aanvraag gekeken. In dergelijke gevallen bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken. Anders dan zittingsplaats Arnhem kiest deze zittingsplaats er niet voor om in dergelijke gevallen in beginsel een nadere beslistermijn van acht weken op te leggen, die echter wordt verlengd tot twintig weken als verweerder alsnog nader onderzoek aanbiedt. Deze benadering gaat er namelijk van uit dat er mogelijk geen nader onderzoek nodig is, terwijl er in dit stadium geen aanknopingspunten zijn om dat aan te nemen. Daarnaast biedt deze benadering niet meteen duidelijkheid aan partijen over de termijn waarop er alsnog een besluit moet worden genomen.
9. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiseres verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
10. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, zodat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
11. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 draagt verweerder op om binnen twintig weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van eiseres;
 bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
 veroordeelt verweerder tot betaling aan eiseres van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442 (veertienhonderdtweeënveertig euro);
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.