ECLI:NL:RBDHA:2023:18600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.25735
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor Nigeriaanse eiser in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser beoordeeld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingesteld tegen het besluit van 23 augustus 2023, waarin de staatssecretaris zijn voornemen kenbaar maakte om de tijdelijke bescherming te beëindigen. Eiser heeft zijn zienswijze ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de facultatieve groep, waaronder eiser valt, tussentijds te beëindigen.

De rechtbank overweegt dat de situatie in het land van herkomst van eiser door de staatssecretaris zal worden beoordeeld in het kader van de aanvraagprocedure voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser heeft ook verzocht om schadevergoeding, omdat hij door het bestreden besluit niet langer kan werken. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25735

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , van Nigeriaanse nationaliteit, eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Balkenende),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 23 augustus 2023 waarbij verweerder aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit) [2] , eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 3 juli 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Eiser heeft zijn zienswijze ingebracht, waarna het bestreden besluit is genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 op zitting behandeld samen met het verzoek om voorlopige voorziening (NL23.26096). Aan de zitting heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben voorafgaand aan de zitting laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

Beoordeling door de rechtbank

Beëindiging tijdelijke bescherming
2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank overweegt dat bij uitspraak van 30 oktober 2023 de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat verweerder bevoegd is de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als de facultatieve groep, waaronder eiser valt, (tussentijds) te beëindigen (hierna: de MK-uitspraak). [3]
4. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden van eiser eveneens betrekking hebben op de bevoegdheid van verweerder. In hetgeen eiser naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan in de MK-uitspraak. De rechtbank maakt de dragende overwegingen in die uitspraak tot de hare. De situatie in eisers land van herkomst zal door verweerder worden beoordeeld in het kader van de aanvraagprocedure voor een verblijfsvergunning asiel. De beroepsgrond slaagt niet.
Schadevergoeding
5. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding, omdat zijn werkgever hem heeft meegedeeld dat hij door het bestreden besluit niet langer kan werken. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen slaagt het beroep niet. Er is daarom geen sprake van een onrechtmatig besluit en geen grondslag voor vergoeding van de schade als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het verzoek moet alleen daarom al worden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
3.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, 30 oktober 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:16291).