ECLI:NL:RBDHA:2023:18636

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.31732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had de asielaanvraag van eiser, ingediend op 6 juni 2023, niet in behandeling genomen omdat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en legt uit dat de staatssecretaris op basis van de Dublinverordening niet verplicht is om de asielaanvraag in behandeling te nemen, aangezien Zweden heeft ingestemd met het terugnameverzoek van Nederland. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij overdracht aan Zweden het risico loopt om uitgezet te worden naar Somalië, wat in strijd zou zijn met het beginsel van non-refoulement. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met internationale verplichtingen zullen behandelen.

De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn situatie anders is en dat hij geen concrete bezwaren heeft aangedragen die verband houden met de kwaliteit van de asielprocedure in Zweden. De staatssecretaris heeft geen aanleiding hoeven zien om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31732

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 5 oktober 2023, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van 6 juni 2023 niet in behandeling heeft genomen, omdat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Zweden een verzoek om terugname gedaan. Zweden heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de staatssecretaris voor Zweden uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten aanzien van Zweden niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hij stelt dat hij bij overdracht aan Zweden het risico loopt om uitgezet te worden naar Somalië, dit is in strijd met het beginsel van non-refoulement. Eiser wijst hierbij op pagina 45 van het AIDA-rapport van 2022 over Zweden waaruit blijkt dat hij bij terugkeer in detentie zal worden geplaatst en dat maatregelen zullen worden genomen om hem uit te zetten.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris mag ten aanzien van Zweden uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Dit beginsel is weerlegbaar. Als de vreemdeling vindt dat dit in zijn geval anders is, moet hij dat aannemelijk maken. Daarvoor kan de vreemdeling bijvoorbeeld objectieve informatie over de werking van het asielsysteem in Zweden overleggen of over zijn eigen ervaringen in Zweden. Maakt de vreemdeling dit voldoende aannemelijk, dan is het vervolgens aan de staatssecretaris om te motiveren dat en waarom hij desondanks van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [3] De Zweedse autoriteiten hebben door het terugnameverzoek te accepteren toegezegd zich bij terugname te houden aan de Europese asielrichtlijnen en internationale verplichtingen. Dit betekent dat eiser de mogelijkheid moet hebben een beroep te doen op een daadwerkelijk rechtsmiddel tegen de afwijzing van zijn verzoek om internationale bescherming door Zweden. [4] Eiser heeft geen concrete bezwaren aandragen die verband houden met de kwaliteit van de asielprocedure.. Mocht eiser ,zoals hij vreest, in Zweden ten onrechte in detentie worden geplaatst, dan kan hij hiertegen in Zweden procederen. De opvangrichtlijn [5] en terugkeerrichtlijn [6] bevatten namelijk regelgeving over de voorwaarden waaronder een vreemdeling in detentie mag worden geplaatst. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.
6. De staatssecretaris heeft in hetgeen eiser heeft aangevoerd naar het oordeel van de rechtbank ook geen aanleiding hoeven zien om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de staatssecretaris voor Zweden uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
2.Dit staat in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042.
4.Zie artikel 18, tweede lid, van de Dublinverordening.
5.Zie artikel 8 tot en met 11, Richtlijn 2013/33 EU.
6.Zie artikel 15, Richtlijn 2008/115/EU.