ECLI:NL:RBDHA:2023:18637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.22396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor pleegkinderen

Op 1 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eisers, bestaande uit twee Somalische gezinnen, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis hadden ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 17 juni 2022 afgewezen, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand. De rechtbank heeft het beroep van eisers op 18 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eisers als de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun identiteit en de familierechtelijke relatie met hun biologische ouders en de pleegouder. De staatssecretaris had het voordeel van de twijfel gegeven, maar vond dat er geen sprake was van een pleegsituatie, omdat eisers voor de komst van de referente geen deel uitmaakten van haar gezin. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de pleegrelatie niet aannemelijk was gemaakt en dat er geen nader onderzoek nodig was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eisers ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag voor de mvv in het kader van nareis terecht had afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, in aanwezigheid van griffier K.H.M.M. Otten, en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22396

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2023 in de zaak tussen

[eiser 1], v-nummer: [nummer], eiser 1

[eiseres 1],v-nummer: [nummer], eiseres 1
[eiser 2],v-nummer: [nummer], eiser 2
[eiseres 2],v-nummer: [nummer], eiseres 2
samen: eisers
(gemachtigde: mr. E. Maalsen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvraag van eisers voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 17 juni 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 augustus 2023 op het bezwaar van eisers is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [referente] (referente), de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. Het beroep van eisers is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en standpunt van de staatssecretaris
5. Eisers hebben de Somalische nationaliteit. Zij beogen verblijf bij referente, zij is volgens hen hun zus en pleegmoeder. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers hun identiteit, de familierechtelijke relatie met de biologische ouders en de pleegouder-pleegkindrelatie onvoldoende met documenten en verklaringen aannemelijk hebben gemaakt. De staatssecretaris heeft, hoewel hij aan eisers het voordeel van de twijfel heeft gegeven vanwege de beperkte waarde van Somalische documenten, afgezien van nader onderzoek naar deze aspecten, omdat eisers voor binnenkomst van referente geen deel uitmaakten van haar gezin en daarom geen sprake was van een pleegsituatie.
Beoordelingskader mvv-nareis
6. De staatssecretaris beoordeelt in het kader van nareis de identiteit van betrokkenen en de biologische ouders. Daarnaast dient de familierechtelijke relatie tussen hen aannemelijk gemaakt te worden. Vervolgens beoordeelt de staatssecretaris de feitelijke gezinsband tussen de betrokkenen en de referent. De staatssecretaris kan nader onderzoek aanbieden wanneer de identiteit, familierechtelijke relatie en feitelijke gezinsband niet aannemelijk is gemaakt.
6.1.
Uit paragraaf C2/4.1.2.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) volgt dat, anders dan bij biologische kinderen, bij adoptie- en pleegkinderen niet door middel van een DNA-onderzoek kan worden aangetoond dat de referent en het kind tot elkaar in relatie staan. In deze gevallen moet op een andere manier worden getoetst of er sprake is van een feitelijke gezinsband tussen de referent en het pleegkind. De referent en de vreemdeling moeten dit aannemelijk maken.
Bij de beoordeling of het pleegkind feitelijk deel uitmaakt van het gezin van de referent, wordt onder meer betrokken:
-de identiteit en de familierechtelijke relatie van het pleegkind en zijn/haar biologische ouders;
-de duur en de reden van de opname van het pleegkind in het gezin van de referent;
-de (financiële) afhankelijkheid van het pleegkind van de referent;
-in hoeverre de biologische ouders van het pleegkind in staat zijn voor het pleegkind te zorgen en, als dit aan de orde is, in hoeverre zij betrokken zijn gebleven bij de opvoeding van het pleegkind; en
- of de referent de voogdij over het pleegkind heeft gekregen.
Is de identiteit van eisers en de familierechtelijke relatie tussen eisers en hun biologische ouders aangetoond?
7. Eisers betogen dat zij hun identiteit en de familierechtelijke relatie tussen hen en hun biologische ouders voldoende aannemelijk hebben gemaakt met documenten en verklaringen van referente. Er zijn namelijk documenten overgelegd die echt zijn bevonden door Bureau Documenten. Het standpunt van de staatssecretaris dat deze documenten niet worden erkend vanwege de ambtsberichten over Somalië en het feit dat Somalië geen erkende regering heeft, is niet in lijn met het onderzoek van Bureau Documenten. De staatssecretaris heeft onvoldoende bewijswaarde gehecht aan de documenten. De staatssecretaris heeft daarnaast onvoldoende waarde gehecht aan de verklaringen van referente. Referente heeft verklaard tot 2016 met haar ouders en eisers te hebben samengeleefd en dat eisers ten tijde van het aanmeldgehoor op dezelfde plaats verbleven als de biologische dochter van referente. Verder heeft referente in haar aanmeldgehoor in het kader van de asielprocedure ook de namen van eisers genoemd.
7.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de familierechtelijke relatie en de identiteit van eisers niet is aangetoond. Hierbij wordt aan eisers het voordeel van de twijfel gegeven. Voor zover eisers betogen dat het standpunt van de staatssecretaris dat de documenten niet erkend worden, niet in lijn is met het onderzoek van Bureau Documenten, slaagt dit betoog niet. De staatssecretaris heeft op zitting toegelicht dat het onderzoek van Bureau Documenten van belang is voor het vaststellen van de feiten. Vervolgens wordt door de staatssecretaris een bewijswaarde toegekend aan de documenten. In dit geval heeft dit ertoe geleid dat aan eisers het voordeel van de twijfel is gegeven met betrekking tot hun identiteit en de familierechtelijke relatie. Het betoog van eisers doet niet af aan dit oordeel.
Had de staatssecretaris nader onderzoek moeten aanbieden?
8. Eisers betogen dat het voordeel van de twijfel had moeten leiden tot nader onderzoek.
8.1.
De staatssecretaris heeft aan eisers geen nader onderzoek aangeboden, omdat hij de pleegrelatie tussen eisers en referente niet aannemelijk heeft geacht. De rechtbank zal daarom beoordelen of de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat geen sprake is van een pleegrelatie.
8.2.
Eisers stellen dat sprake is van een feitelijke gezinsband tussen hen en referente. Referente heeft verklaard dat zij deel uitmaakte van de zorg en opvoeding eisers. De staatssecretaris stelt ten onrechte dat sprake was van samenwonen als broers en zussen, referente had een zorgende rol binnen het gezin. Hierbij is van belang dat de biologische ouders van referente en eisers inmiddels overleden zijn, waardoor referente de enige is die voor eisers kan zorgen. Op dit moment zorgt een vriendin van de oma van referente en eisers noodgedwongen voor eisers, maar referente draagt de financiële zorg en zorgt ook op afstand voor de opvoeding. Daarnaast wordt door eisers betwist dat referente wisselende verklaringen heeft afgelegd in dit kader. Ook is van belang dat referente niet vrijwillig het gezin heeft verlaten, maar tegen haar zin is meegenomen. Hierdoor kon ze buiten haar wil om geen zorg meer bieden aan eisers.
8.3.
De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat geen sprake is van een feitelijke gezinsband tussen referente en eisers. Op de zitting heeft de staatssecretaris zijn standpunt dat referente wisselend verklaard zou hebben, ingetrokken. Maar dit maakt het oordeel niet anders. De staatssecretaris acht namelijk terecht van belang dat de enkele situatie dat referente met eisers heeft samengewoond, niet leidt tot het oordeel dat sprake is van een pleegsituatie. Het is niet aannemelijk gemaakt dat de ouders van eisers niet voor hen konden zorgen en dat eisers daarom zijn opgenomen in het gezin van referente. Dat referente een zorgende rol had binnen het gezin, maakt dit oordeel niet anders. Het is namelijk niet ongebruikelijk dat een oudere zus in bepaalde mate meehelpt in het huishouden en de zorg voor jongere broertjes en zusjes. Dit is echter onvoldoende om te oordelen dat eisers behoren tot het gezin van referente. Verder heeft de staatssecretaris terecht de verklaring van referente dat het gebruikelijk is dat de oudste dochter (referente) in het gezin alles regelt, niet gevolgd. Dit volgt namelijk niet uit de Somalische wetgeving en heeft referente ook niet op een andere manier aangetoond. Daarbij komt dat uit de verklaringen van referente enkel blijkt dat zij een zorgende rol had binnen het gezin, dit is niet in lijn met de stelling dat zij alles regelde. Met betrekking tot de financiële ondersteuning overweegt de staatssecretaris terecht dat deze ondersteuning niet is onderbouwd met documenten, en daarbij komt dat referente pas na aankomst in Nederland eisers financieel is gaan ondersteunen. Het peilmoment is echter het moment dat referente binnenkwam in Nederland. Daarnaast is het niet ongebruikelijk om broers en zussen financieel te steunen, maar hierdoor ontstaat niet een pleegsituatie in het kader van nareis. Verder acht de staatssecretaris terecht van belang dat niet is gebleken dat eisers alleen achterblijven en dat er niemand is die voor hen kan zorgen, er is namelijk verklaard door referente dat een vriendin van de oma van eisers toezicht houdt op hen. Daarbij neemt de staatssecretaris mee dat eiser 1 en eiseres 1 op het peilmoment bijna 18 en 17 jaar oud waren. Dit betekent dat zij jongvolwassen zijn en dit weegt terecht als omstandigheid mee in de beoordeling. Daarnaast kan referente eisers op afstand blijven ondersteunen. Tot slot stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat niet aannemelijk is gemaakt dat referente de voogdij over eisers heeft gekregen, hierbij wijst de staatssecretaris wederom op de Somalische wetgeving. Hieruit blijkt niet dat de zorg en/of gezag over zou gaan op de oudere zus.
8.4.
De staatssecretaris heeft, ondanks het voordeel van de twijfel, geen nader onderzoek hoeven aanbieden. Gelet op bovenstaande heeft de staatssecretaris namelijk de pleegrelatie tussen eisers en referente terecht niet aannemelijk geacht.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep van eisers is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en dat de staatssecretaris de aanvraag van eisers voor een mvv in het kader van nareis terecht heeft afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.