ECLI:NL:RBDHA:2023:18659

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
NL23.31879
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Jemenitische nationaliteit hebbende, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder in Duitsland een asielaanvraag had ingediend. Eiser heeft aangevoerd dat er bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Duitsland onevenredige hardheid zou betekenen, vooral omdat hij zorg draagt voor zijn minderjarige neef. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat er een familierechtelijke relatie bestaat tussen hem en zijn neef, noch dat er een afhankelijkheidsrelatie is die de zorg van eiser noodzakelijk maakt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31879

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.] ,
(gemachtigde: mr. J.M. Bell),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Bourik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Jemenitische nationaliteit te hebben.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 19 juni 2023 in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend. Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening [2] is Duitsland verantwoordelijk voor de asielaanvraag. Nederland heeft op grond hiervan een verzoek om terugname gedaan. Op 17 augustus 2023 heeft Duitsland het verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Duitsland vaststaat. [3]
3. Eiser stelt dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die maken dat een overdracht aan Duitsland getuigt van onevenredige hardheid. Eiser is samen met de zoon van zijn broer naar Nederland gekomen en draagt de zorg voor hem. Eiser stelt daarnaast dat in het verlengde van het voorgaande geen rekening is gehouden met artikel 11 lid 3 van de Uitvoeringsverordening 1560/2003. Verweerder heeft in het besluit geen rekening gehouden met de belangen van het kind.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag en uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
5. Het beroep van eiser op artikel 17 van de Dublinverordening slaagt niet. Verweerder geeft onder meer toepassing aan dit artikel als bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van een vreemdeling van onevenredige hardheid getuigt. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat daarvan in het geval van eiser geen sprake is. Eiser heeft niet onderbouwd dat er een familierechtelijke relatie bestaat tussen hem en zijn (gestelde) neef. Verder is ook niet gebleken dat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn neef. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen documenten heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de neef afhankelijk is van de zorg van eiser, op welke wijze invulling aan deze zorg wordt gegeven en waarom deze zorg uitsluitend door eiser kan worden verleend. De enkele stelling in beroep dat eiser zorg geeft aan zijn neef en de overgelegde brief van de neef is hiervoor onvoldoende. Eiser heeft verder niet onderbouwd dat er zijn geval sprake is van (andere) bijzondere individuele omstandigheden. Eiser heeft daarom onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt.
6. Nu eiser niet heeft onderbouwd dat er sprake is van een familierechtelijke relatie tussen hem en de neef, kan ook het beroep op artikel 11 lid 3 van de Uitvoeringsverordening 1560/2023 niet slagen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Dublinverordening.