In deze zaak heeft eiser op 7 december 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote en kinderen in het kader van gezinshereniging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet tijdig behandeld, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 31 augustus 2023. Eiser heeft vervolgens op 29 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken en dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer die bevestigt dat bij overschrijding van de beslistermijn in dergelijke gevallen sprake is van een bijzonder geval. De staatssecretaris moet binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag bekendmaken, met een mogelijkheid tot verlenging indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,- en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.