ECLI:NL:RBDHA:2023:18836
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na afwijzing verblijfsaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker met Marokkaanse nationaliteit. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 september 2023 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c van dezelfde wet. Tevens werd aan de verzoeker medegedeeld dat hij Nederland onmiddellijk diende te verlaten en dat er een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd opgelegd.
Tegen deze afwijzing heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 oktober 2023 behandeld, maar de verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet ter zitting verschenen. De voorzieningenrechter heeft in een andere zaak, met zaaknummer NL23.30885, op dezelfde datum uitspraak gedaan op het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, in aanwezigheid van griffier mr. S. Derks. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.