ECLI:NL:RBDHA:2023:18846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
NL23.34172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een opvolgende asielaanvraag op basis van seksuele geaardheid en zorgvuldigheidsbeginsel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Iraakse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser heeft op 15 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris op 24 oktober 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door eisers partner niet te horen over hun relatie, wat in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Eiser heeft eerder aanvragen ingediend, waarbij zijn seksuele geaardheid en de gevolgen daarvan voor zijn terugkeer naar Irak aan de orde zijn gekomen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet voldoende rekening heeft gehouden met de nieuwe elementen die eiser heeft ingebracht, waaronder zijn relatie met een man wiens asielaanvraag is ingewilligd.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, met de opdracht aan de staatssecretaris om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op €1.674,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34172

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . Hij heeft op 15 april 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 24 oktober 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens heeft de staatssecretaris het eerder opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod voor de duur van twee jaar gehandhaafd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is er aan het bestreden besluit voorafgegaan?
4. Eiser heeft eerder aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor
bepaalde tijd ingediend. De eerste asielaanvraag van eiser heeft de staatssecretaris bij besluit van 15 februari 2017 afgewezen. Voor zover van belang zijn de door eiser gestelde homoseksuele geaardheid en het verrichten van illegale werkzaamheden in een drankenhandel hierbij ongeloofwaardig geacht. Dit besluit staat in rechte vast. De tweede asielaanvraag van eiser heeft de staatssecretaris bij besluit van 4 december 2018 buiten behandeling gesteld. Hiertegen heeft eiser geen rechtsmiddel aangewend.
4.1.
Op 31 januari 2019 heelt eiser opnieuw een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan die aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat binnen zijn stam en familie bekend is geworden dat hij in strijd heeft gehandeld met de voorschriften van zijn religie en cultuur/stam. Eiser stelt dat er beelden op social media zijn gepubliceerd die zijn familie- en stamleden hebben gezien. Hierop is eiser te zien met een transgender en met alcohol. Ook is daarop te zien dat hij naar feesten gaat, een tattoo heeft en een Nederlandse vriendin heeft. Naar aanleiding hiervan heeft eiser een vogelvrijverklaring ontvangen van de algemene raad van clanleiders van Irak. Dit maakt dat hij niet kan terugkeren naar Irak. Verder heeft eiser naar voren gebracht dat hij biseksueel is. De staatssecretaris heeft deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 22 augustus 2019, heeft de rechtbank het daartegen ingediende beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Het daartegen ingediende hoger beroep is bij uitspraak van de ABRvS van 23 september 2019 ongegrond verklaard. Met die uitspraak staat – voor zover van belang – in rechte vast dat eisers gestelde biseksuele geaardheid geen nieuw element of nieuwe bevinding betreft.
Het asielrelaas
5. Eiser legt aan zijn derde opvolgende aanvraag asielaanvraag ten grondslag dat hij nu een relatie heeft met een man genaamd [naam 2] en dat diens asielaanvraag is ingewilligd vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Verder heeft eiser in deze procedure naar voren gebracht dat hij afvallig is en niet meer in de islam of god geloofd. Tot slot heeft eiser naar voren gebracht dat hij door zijn familie als buitenbeentje wordt beschouwd, omdat zijn ouders bij de geboorte een meisje hadden verwacht.
Eiser heeft ter onderbouwing van zijn relatie met [naam 2] en zijn seksuele geaardheid de volgende stukken overgelegd:
- een verklaring van [naam 2] , zijn gestelde partner;
- een verklaring van een vriend genaamd [naam 3];
- een verklaring, [naam 3], Coördinator Hulpverlening en Staatloosheid;
- een verklaring van een vriendin genaamd [naam 3]; en
- drie screenshots betreft communicatie tussen eiser en [naam 2] .
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Relatie met [naam 2] ter onderbouwing van (homo)seksuele geaardheid;
Afvalligheid van de islam;
Door familie als buitenbeentje te worden beschouwd nu zij bij de geboorte een meisje verwachtten/wilden.
De staatssecretaris acht zowel het eerste als het derde relevante element geloofwaardig. Dit geldt niet voor de door eiser gestelde relatie met [naam 2] ter onderbouwing van zijn (homo)seksuele geaardheid. Het relevante element 4 is door de staatssecretaris niet beoordeeld, omdat eiser daar in het aanvraagformulier niets over heeft vermeld en hij ook in de voorgaande procedures daar niet over heeft verklaard. Volgens de staatsecretaris is niet gebleken dat dit bij de eerste aanvraag een directe reden van vertrek uit Irak is. Volgens de staatssecretaris leiden de geloofwaardig geachte elementen niet tot vluchtelingschap. Uit het landenbeleid blijkt niet dat sprake is van groepsvervolging van afvalligen of dat afvalligen zijn aangewezen als risicogroep, aldus de staatssecretaris. Verder blijkt volgens de staatssecretaris uit het meest recente Algemeen ambtsbericht Irak [1] en andere objectieve en betrouwbare bronnen niet dat afvalligen actief vervolgd worden door de Iraakse autoriteten en dat de samenleving zich waarschijnlijk niet of nauwelijks bezighoudt met het concept van afvalligheid. De staatssecretaris verwacht om die reden bij terugkeer van eiser naar Irak geen problemen. Bovendien mag volgens de staatssecretaris in dit verband terughoudendheid van eiser verwacht worden, omdat niet is gebleken dat de uiting van zijn afvalligheid onderdeel uitmaakt van zijn identiteit.
Heeft de staatssecretaris onzorgvuldig gehandeld door eisers gestelde partner niet te horen?
7. Eiser heeft de staatssecretaris verzocht om zijn partner ook te horen omtrent hun relatie. De staatssecretaris heeft dit verzoek volgens eiser ten onrechte geweigerd. In dit verband heeft hij gewezen op Werkinstructie 2019/17.
7.1.
Volgens de staatssecretaris bestond er voor geen reden om eisers gestelde partner te horen. In dit verband heeft de staatssecretaris erop gewezen dat eisers gestelde homoseksuele gerichtheid in de eerste procedure ongeloofwaardig is geacht. In de derde procedure heeft eiser gesteld biseksueel te zijn en ook dat is ongeloofwaardig geacht. Dat oordeel dat staat in rechte vast. Gelet op de tegenstrijdige verklaringen die eiser in deze procedure heeft afgelegd, is er volgens de gemachtigde van de staatssecretaris geen sprake van een twijfelgeval als bedoeld in de Werkinstructie 2019/17. Om die reden bestond er geen aanleiding om eisers gestelde partner te horen, aldus de gemachtigde van de staatssecretaris.
7.2.
Eiser heeft aan zijn huidige aanvraag – onder meer – ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is, hij thans een relatie heeft met [naam 2] en dat [naam 2] in het bezit is van een asielvergunning, omdat de staatssecretaris diens homoseksuele gerichtheid geloofwaardig acht. Eiser wil met deze relatie zijn homoseksuele gerichtheid alsnog aannemelijk maken. Ter onderbouwing van deze relatie heeft eiser vier verklaringen van derden overgelegd. Eén daarvan is van zijn gestelde partner. Hoewel de rechtbank ziet dat eiser in de verschillende procedures wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn seksuele gerichtheid, heeft de staatssecretaris in dit geval niet zondermeer voorbij kunnen gaan aan het aanbod van eisers partner om hem te horen omtrent zijn relatie met eiser. Door eisers partner niet te horen heeft de staatssecretaris gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het bestreden besluit komt reeds om die reden voor vernietiging in aanmerking. Wat eiser verder nog heeft aangevoerd behoeft om die reden geen bespreking. Het is nu aan de staatssecretaris om eisers partner te horen over zijn relatie met eiser en die verklaringen af te zetten tegen alles wat eiser over zijn relatie met [naam 2] heeft verklaard. Vervolgens zal de staatssecretaris moeten beoordelen of eiser zijn gestelde relatie en ook zijn gestelde seksuele gerichtheid alsnog aannemelijk heeft gemaakt.

Conclusie

8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is de staatssecretaris ten onrechte voorbijgegaan aan het aanbod van eisers partner om hem te horen over zijn relatie met eiser.
9. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De overige beroepsgronden van eiser behoeven daarom geen bespreking.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van €837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit op de aanvraag te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemeen ambtsbericht Irak van oktober 2021