ECLI:NL:RBDHA:2023:18909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
SGR 23/7358
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten en wijziging voorgevel zonder vergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2023, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Het college had verzoekers een last onder dwangsom opgelegd met betrekking tot de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten en het zonder omgevingsvergunning wijzigen van de voorgevel van hun woning. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om schorsing van het besluit tot zes weken na de beslissing op het bezwaar.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang aanwezig is. Ten aanzien van de tijdelijke huisvesting was de begunstigingstermijn al verstreken en de argumenten van verzoekers, waaronder financiële bezwaren, werden niet als voldoende spoedeisend beschouwd. Ook het belang van de bewoners om niet op straat te komen te staan, werd niet als een persoonlijk belang van verzoekers gezien.

Wat betreft de wijziging van de voorgevel, verklaarde het college ter zitting dat de begunstigingstermijn voor deze overtreding werd verlengd. Hierdoor ontbrak ook hier een spoedeisend belang voor de voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, maar oordeelde dat het college het griffierecht en proceskosten aan verzoekers moest vergoeden, omdat het college tegemoet was gekomen aan de verzoekers door de begunstigingstermijn te verlengen. De totale proceskostenvergoeding bedroeg € 1.674,-. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7358
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 november 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] uit [woonplaats 1] , verzoekers

(gemachtigde: mr. R.P.H. Sangers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer

(gemachtigde: mr. G. Gadzuric).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde partij 1] en [derde partij 2] uit [woonplaats 2] ( [derde partij 1] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het bestreden besluit van het college van 22 september 2023. Met dat besluit heeft het college verzoekers een last onder dwangsom opgelegd.
1.1.
Het college heeft met het bestreden besluit verzoekers gelast de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten in de woning gelegen aan de [adres] in [plaats] de woning) binnen zes weken te beëindigen en beëindigd te houden, omdat dit volgens het college in strijd is met het bestemmingsplan. Daarnaast dienen verzoekers de zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning gewijzigde voorgevel van de woning voor 1 december 2023 te herstellen.
1.2.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de beslissing op het bezwaar.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van het college en [derde partij 1]
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. [1] In dit geval ontbreekt een spoedeisend belang bij de door verzoekers gevraagde voorziening. Dit heeft de volgende redenen.
2.1.
Ten aanzien van de overtreding die ziet op de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten was de begunstigingstermijn ten tijde van het verzoek om voorlopige voorziening al verstreken. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij de aan de last verbonden dwangsom van € 2.000,- per vastgestelde overtreding niet kunnen betalen en dat de bewoners er belang bij hebben om niet op straat te komen te staan. Het niet kunnen betalen van de dwangsom is een financieel belang. Volgens vaste rechtspraak is dat niet voldoende voor een spoedeisend belang. Bij een financieel belang kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het gaat, worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of er geen acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt. Verzoekers hebben geen stukken overgelegd die de spoedeisendheid van hun verzoek, voor zover het gaat om het financiële belang, onderbouwen. Dit levert dus geen spoedeisend belang op. Voor zover verzoekers wijzen op het belang van de bewoners om niet op straat te komen te staan, geldt dat dit niet hun eigen, persoonlijke belang is. Dit levert dus ook geen spoedeisend belang bij hun verzoek op.
2.2.
Ten aanzien van de overtreding die ziet op het zonder omgevingsvergunning wijzigen van de voorgevel heeft het college ter zitting verklaard de begunstigingstermijn voor deze last onder dwangsom te verlengen tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Ten aanzien van deze overtreding ontbreekt dus ook een spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening.
3. Omdat er geen enkel spoedeisend belang is, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.
4. Omdat het college aan het verzoek is tegemoetgekomen, in die zin dat de begunstigingstermijn verbonden aan de last voor de voorgevel wordt verlengd tot zes weken na de beslissing op bezwaar, moet het college het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Om dezelfde reden krijgen verzoekers een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,-, omdat de gemachtigde van verzoekers een verzoekschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die kunnen worden vergoed.
5. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat het college het door verzoekers betaalde griffierecht van € 184,- aan hen vergoedt;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2023 door mr. A.J. van der Ven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).