ECLI:NL:RBDHA:2023:18934
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser wegens onvoldoende bewijs van strafrechtelijke veroordeling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023, wordt het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1969, heeft op 2 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 augustus 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep samen met een verzoek om voorlopige voorziening op 3 oktober 2023. De eiser stelt dat hij niet kan terugkeren naar Tunesië vanwege een strafrechtelijke veroordeling, maar de staatssecretaris heeft deze veroordeling niet geloofwaardig geacht, omdat de eiser geen bewijs heeft geleverd en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
De rechtbank oordeelt dat het aan de eiser is om aannemelijk te maken dat zijn redenen voor asiel gegrond zijn. De eiser heeft echter onvoldoende bewijs geleverd van zijn strafrechtelijke veroordeling in Tunesië. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de eiser over zijn werkzaamheden voor een luitenant in het Tunesische leger onlogisch zijn en dat hij geen onderzoek heeft gedaan naar zijn veroordeling. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.
De uitspraak eindigt met de conclusie dat het beroep van de eiser ongegrond is verklaard en dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 18 oktober 2023.