ECLI:NL:RBDHA:2023:18935

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
AWB 23/4417
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor verlenging van de verblijfsvergunning beoordeeld. Eiseres had op 22 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een EU verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, welke was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 3 april 2023 ongegrond verklaard. Daarnaast had eiseres op 9 november 2022 een aanvraag gedaan voor verlenging van haar verblijfsvergunning, die ook was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 17 april 2023 ongegrond verklaard. Eiseres heeft op 20 april 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van 17 april 2023, maar heeft geen gronden ingediend tegen dit besluit. In plaats daarvan zijn er gronden ingediend tegen het besluit van 3 april 2023, waartegen echter geen beroep was ingesteld. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een kennelijke verschrijving en dat het beroep enkel gericht was tegen het besluit van 17 april 2023. Aangezien er geen gronden zijn ingediend tegen dit besluit, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/4417

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. M. Flipse),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J.J.F.M van Raak).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om de aan haar verleende verblijfsvergunning te verlengen.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 28 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 april 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris. Na het sluiten van het onderzoek heeft de gemachtigde eiseres op 9 oktober 2023 per mail nog aanvullende gronden ingediend. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het onderzoek op grond hiervan te heropenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Eiseres heeft op 22 maart 2022 een aanvraag ingediend om een zogenoemde EU verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. Deze aanvraag is afgewezen. Het bezwaar daartegen is door de staatssecretaris bij besluit van 3 april 2023 ongegrond verklaard.
4. Op 9 november 2022 heeft eiseres een aanvraag gedaan om verlenging van de aan haar verleende verblijfsvergunning. Deze aanvraag is ook afgewezen. Het bezwaar daartegen is door de staatssecretaris bij besluit van 17 april 2023 ongegrond verklaard.
5. Op 20 april 2023 heeft eiseres beroep ingediend tegen het besluit van 17 april 2023. Bij brief van 22 mei 2023 heeft eiseres gronden ingediend tegen het besluit van 3 april 2023.
6. Ter zitting heeft de rechtbank aan de orde gesteld dat er alleen beroep is ingesteld tegen het besluit van 17 april 2023, maar dat er geen gronden zijn ingediend en dat er wel gronden zijn ingediend die zien op het besluit van 3 april 2023, maar dat daartegen nooit beroep is ingesteld. Vervolgens heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat zij de bedoeling had om beroep in te stellen tegen het besluit van 3 april 2023. Dit blijkt volgens de gemachtigde ook uit de daarop volgende stukken, die inhoudelijke gronden bevatten tegen het besluit van 3 april 2023. Het betreft hier een kennelijke verschrijving, aldus de gemachtigde van eiseres.
7. De rechtbank stelt vast dat in het beroepschrift van 20 april 2023 is verwezen naar het besluit van 17 april 2023 als bestreden besluit. Ook het IND-kenmerk dat de gemachtigde in het beroepschrift heeft vermeld is het nummer dat is opgenomen op het besluit van 17 april 2023. In het besluit van 3 april 2023 is een ander nummer vermeld, dat niet door de gemachtigde wordt genoemd. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een kennelijke verschrijving. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat het beroep was gericht tegen het besluit van 17 april 2023.
8. De rechtbank stelt voorts vast dat er geen gronden zijn ingediend tegen het besluit van 17 april 2023. Daarmee is niet voldaan aan één van de voorwaarden die artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt voor het inhoudelijk behandelen van het beroep. De rechtbank kan het beroep daarom op grond van het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om de brief van 22 mei 2023 aan te merken als tijdig ingediend beroepschrift tegen het besluit van 3 april 2023, omdat deze buiten de termijn van vier weken na bekendmaking van het besluit van 3 april 2023 is ingediend.
9. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins-Langedijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.