ECLI:NL:RBDHA:2023:18935
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor verlenging van de verblijfsvergunning beoordeeld. Eiseres had op 22 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een EU verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, welke was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 3 april 2023 ongegrond verklaard. Daarnaast had eiseres op 9 november 2022 een aanvraag gedaan voor verlenging van haar verblijfsvergunning, die ook was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 17 april 2023 ongegrond verklaard. Eiseres heeft op 20 april 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van 17 april 2023, maar heeft geen gronden ingediend tegen dit besluit. In plaats daarvan zijn er gronden ingediend tegen het besluit van 3 april 2023, waartegen echter geen beroep was ingesteld. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een kennelijke verschrijving en dat het beroep enkel gericht was tegen het besluit van 17 april 2023. Aangezien er geen gronden zijn ingediend tegen dit besluit, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.