ECLI:NL:RBDHA:2023:18939

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL23.29724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Oezbeekse eiser wegens onvoldoende geloofwaardigheid van bedreigingen en financiële schulden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1988 en van Oezbeekse nationaliteit, had op 18 mei 2022 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 15 september 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 17 oktober 2023 behandeld. Eiser stelde dat hij bedreigd werd door een criminele organisatie, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht twijfelde aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. Eiser had summier verklaard over de bedreigingen en er was geen bewijs van fysieke confrontaties. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een reëel risico op ernstige schade liep bij terugkeer naar Oezbekistan. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29724

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Saglik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 september 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. [naam 1] als waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedag] 1988 en heeft de Oezbeekse nationaliteit. Hij heeft op 18 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij eind 2014 van [naam 2], die betrokken is bij een criminele organisatie, geld heeft geleend voor zijn onderneming. Vanwege financiële moeilijkheden heeft eiser schulden opgebouwd die hij niet kon afbetalen. Eiser is uit Oezbekistan vertrokken nadat hij meerdere keren door [naam 2] met de dood was bedreigd. Bij terugkeer vreest eiser dat [naam 2] of andere leden van de criminele organisatie hem zullen vermoorden.
2.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst
  • problemen vanwege financiële schulden
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig gevonden, maar niet de problemen die voortvloeien uit zijn financiële schulden. Eiser heeft namelijk summier verklaard over de bedreigingen, terwijl deze de kern van zijn relaas vormen. Verder volgt verweerder niet dat, hoewel [naam 2] eiser met de dood zou hebben bedreigd, er nooit een fysieke confrontatie heeft plaatsgevonden en eiser pas drie jaar na zijn vertrek uit Oezbekistan nog eenmaal telefonisch zou zijn bedreigd. Dat de familie van eiser ongemoeid is gelaten doet volgens verweerder ook af aan de geloofwaardigheid van het relaas. Daarbij komt dat eiser niet nader heeft kunnen verklaren waarom hij met [naam 2] in zee is gegaan, terwijl hij wist dat hij tot de maffia behoorde. Ook heeft eiser niet kunnen verklaren waarom de Oezbeekse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen beschermen. Eiser is daarom volgens verweerder geen vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag [1] en loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [2]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
2.2.
Verweerder heeft eiser ten onrechte tegengeworpen summier over de bedreigingen te hebben verklaard. Vanwege zijn mentale gezondheidstoestand kan hem namelijk niet worden verweten dat hij niet gedetailleerd heeft verklaard. Dit volgt uit het advies van MediFirst. Daarnaast mocht verweerder uit zijn verklaring dat [naam 2] zijn familieleden met rust heeft gelaten niet de conclusie trekken dat hij zelf ook geen reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft bovendien niet gereageerd op zijn standpunt dat hij zaken heeft gedaan met [naam 2] omdat hij geen financiële moeilijkheden had voorzien. Dat hij niet de bescherming van de Oezbeekse autoriteiten heeft gezocht mag hem ook niet worden tegengeworpen, nu Oezbekistan geen veilig land van herkomst is. Dit geldt temeer nu het een civiel geschil betreft. Door het opgelegde inreisverbod heeft verweerder ten onrechte de vluchtroute naar Europa voor hem afgesneden. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, nu hij er niet van op de hoogte was dat hij internationale bescherming zou kunnen vragen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Zorgvuldigheid nader gehoor
2.3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder voor het gehoor een advies heeft opgevraagd bij MediFirst, waarin staat dat eiser gehoord kan worden maar dat er wel sprake is van relevante beperkingen voor het horen en beslissen op zijn asielaanvraag. Die beperkingen houden volgens het advies in dat verweerder er rekening mee moet houden dat eiser moeite heeft om exacte data bij gebeurtenissen te plaatsen en dat hij last heeft van een verkorte concentratie. Uit het rapport van het nader gehoor blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder hier rekening mee heeft gehouden. Ook heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat het feit dat eiser moeite heeft met het benoemen van exacte data er niet aan afdoet dat van hem verwacht mag worden dat hij uitgebreider kan verklaren over de bedreigingen zelf, zeker nu deze bedreigingen de kern van zijn asielrelaas vormen.
Problemen vanwege financiële schulden
2.4.
Daarnaast heeft verweerder mogen concluderen dat eisers verklaring dat zijn familie niet is benaderd door [naam 2] of andere leden van de criminele organisatie, afdoet aan de geloofwaardigheid van zijn gestelde problemen. Het ligt namelijk in de lijn der verwachting dat [naam 2] via de familieleden van eiser druk op hem zou proberen uit te oefenen. Over de verklaring van eiser ter zitting, dat het om een relatief klein bedrag gaat voor de criminele organisatie, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat deze verklaring juist verder afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. Ook heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen niet voldoende te hebben verklaard waarom hij geld heeft geleend van [naam 2], ondanks dat hij ermee bekend was dat hij betrokken was bij een criminele organisatie. De verklaring van eiser dat hij geen financiële moeilijkheden voorzag heeft verweerder niet voldoende kunnen achten. Van eiser mag verwacht worden dat hij het risico op moeilijkheden kan voorzien en hij heeft niet kunnen verklaren waarom hij het geld niet van anderen kon lenen. Verweerder heeft daarnaast opmerkelijk mogen vinden dat eiser nadat de bedreigingen begonnen nog drie jaar in Oezbekistan heeft verbleven zonder dat een fysieke confrontatie heeft plaatsgevonden. De vraag of de bescherming van de autoriteiten kan worden ingeroepen, komt pas aan de orde zodra een relevant element geloofwaardig is gevonden. Verweerder heeft echter wel mogen betrekken dat eiser niet heeft kunnen uitleggen waarom hij de bescherming van de autoriteiten niet heeft ingeroepen en dat dit ook afdoet aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. Dat het een civiel geschil betreft is geen afdoende verklaring, nu de gestelde bedreigingen geen civiel karakter hebben.
Inreisverbod
2.5.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de bedreigingen die tegen eiser zijn geuit niet geloofwaardig mogen vinden en in het verlengde daarvan dus ook zijn vrees bij terugkeer niet aannemelijk mogen achten. Verweerder heeft in de stelling van eiser dat door het inreisverbod zijn mogelijkheden om te vluchten beperkt worden dan ook geen aanleiding hoeven zien om het niet op te leggen.
Kennelijk ongegrond
2.6.
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond mogen verklaren omdat hij zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk asiel heeft aangevraagd. [3] Dat eiser niet wist dat hij asiel kon aanvragen heeft verweerder niet hoeven volgen. Verweerder heeft kunnen overwegen dat van iemand die oprecht behoefte heeft aan bescherming, verwacht mag worden dat hij onderzoek doet naar de mogelijkheden hiertoe. Eiser heeft daar genoeg tijd voor gehad omdat hij nadat de bedreigingen begonnen nog geruime tijd in Oezbekistan en Nederland heeft verbleven voordat hij in Nederland asiel heeft aangevraagd.

Conclusie en gevolgen

3. Verweerder heeft de aanvraag op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000.