ECLI:NL:RBDHA:2023:18951

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL22.25281 en NL23.6769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalische eiser met betrekking tot bedreigingen door Al Shabaab

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023, wordt het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren op 12 juli 2005, heeft op 17 maart 2022 een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 februari 2023 is afgewezen. De eiser stelt dat hij bedreigd wordt door Al Shabaab, omdat hij getuige was van de moord op zijn neef, die door deze organisatie is vermoord vanwege zijn werk. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de verklaringen van de eiser inconsistent en ongeloofwaardig zijn. De rechtbank concludeert dat er geen reëel risico is op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië, aangezien Al Shabaab daar niet aan de macht is en de situatie in Mogadishu niet uitzonderlijk is. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. De staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 837,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.25281 en NL23.6769

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. I.M. Hidding),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. Sab).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 17 maart 2022.
1.1.
Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 12 juli 2005. Hij heeft op 17 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 4 november 2022 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens niet tijdig beslissen op deze aanvraag. Op 10 december 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit (geregistreerd onder zaaknummer NL22.25281).
1.2.
De staatssecretaris heeft alsnog op 28 februari 2023 een besluit genomen. Met het bestreden besluit van 28 februari 2023 is de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit afzonderlijk beroep ingesteld (NL23.6769).
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2023 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, een tolk, de gemachtigde van de staatssecretaris, mevrouw [naam 2] (jeugdbeschermer van Nidos), mevrouw [nummer] (jurist van Nidos) en mevrouw [nummer] (medewerkster van Nidos).
Totstandkoming van het besluit
Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. De etniciteit van eiser is Hawiye. Eiser hielp zijn neef [naam 2] in zijn winkel. [naam 2] is door Al Shabaab bedreigd, omdat hij levensmiddelen verkocht aan Somalische soldaten. Ismail is vermoord door Al Shabaab, omdat hij de verkoop van levensmiddelen niet kon weigeren aan de soldaten. Eiser was getuige van de moord en heeft bij de politie de dader aangewezen. Eiser heeft verklaard dat Al Shabaab hem daarom als spion en ongelovige ziet en hem daarom ook willen doden. Eiser vreest bij terugkeer naar Somalië voor Al Shabaab.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen met Al Shabaab.
De staatssecretaris acht het eerste element geloofwaardig. Het tweede element is ongeloofwaardig geacht. De verklaringen van eiser zijn wisselend, bevreemdend en ongerijmd waardoor hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Somalië problemen heeft gehad met Al Shabaab. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade. In Somalië, Mogadishu, waar eiser vandaan komt, is geen sprake van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3 van de Vw. Niet gebleken is dat Al Shabaab aan de macht is in Mogadishu en dat eiser bij terugkeer door gebied moet reizen dat onder controle van Al Shabaab staat.
Beoordeling door de rechtbank
4. Naar het oordeel van de rechtbank kan de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijven. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder zal de rechtbank toelichten hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Beroep voorzover gericht tegen het niet tijdig beslissen (NL22.25281)
4.1.
Op grond van artikel 6:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, blijft het bestuursorgaan, indien het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, verplicht dit besluit te nemen.
4.2.
Op grond van artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb is bepaald dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog gegrond kan worden verklaard, indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat eiser nog een afzonderlijk belang heeft bij een beoordeling van het beroep, voor zover dit is gericht tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, aangezien de staatssecretaris tijdens het beroep alsnog op de aanvraag van eiser heeft beslist1. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de bestuurlijke dwangsom is uitgesloten in asielzaken en dat uit vaste rechtspraak volgt dat de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding vormt om een procesbelang aan te nemen. Het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag, is daarom niet-ontvankelijk.
4.4.
Het alsnog nemen van een besluit tijdens het beroep niet tijdig moet worden aangemerkt als (gedeeltelijke) tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb, zodat aanleiding bestaat om de staatssecretaris met analoge toepassing van dit artikel te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met het beroep niet tijdig.2 Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Het gewicht van de zaak is bepaald op licht omdat het bij dit beroep in zoverre uitsluitend gaat om het niet tijdig nemen van een besluit.
5. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit (NL23.6769)
5.1.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
5.2.
Uit het op 6 maart 2023 door eiser ingestelde beroep tegen het bestreden besluit leidt de rechtbank af dat met dat besluit niet geheel aan het beroep is tegemoetgekomen. Het door eiser op 10 december 2022 ingediende beroep heeft daarom mede betrekking op het bestreden besluit. Eiser heeft niet opnieuw beroep hoeven in te stellen. De rechtbank beschouwt het nadien ingediende beroep (NL23.6769) als een aanvulling.3 De bezwaren tegen het bestreden besluit worden door de rechtbank daarom in volle omvang in deze zaak betrokken.
Heeft de staatssecretaris tijdens het nader gehoor voldoende rekening gehouden met eisers psychische gesteldheid, zijn jonge leeftijd en zijn vermogen om coherent, consistent en gedetailleerd te kunnen verklaren?
6. Eiser stelt niet zo zeer dat hij niet of minder in staat zou zijn om te worden gehoord. Hij is immers in staat om vragen te beantwoorden en kan dus gehoord worden. Echter, hij is van mening dat de staatssecretaris zijn -niet betwiste- psychische klachten en jonge leeftijd niet heeft betrokken bij de beoordeling van zijn verklaringen tijdens het nader gehoor. Dit blijkt, volgens eiser, uit het feit dat de staatssecretaris van mening is dat er geen verschoonbare verklaring is voor de niet gecorrigeerde verklaring van eiser tijdens het gehoor waar hij ten onrechte had verklaard dat zijn neef op de dag van de moord nog een telefonische bedreiging had ontvangen. Deze verklaring van eiser is mogelijk gelegen in zijn psychische klachten. Eiser stelt dat het immers mogelijk is dat zijn psychische klachten en jonge leeftijd interfereren met zijn vermogen om coherent, consistent en gedetailleerd te kunnen verklaren. Eiser vindt het erg moeilijk om over zijn psychische klachten te praten. Ter ondersteuning van zijn standpunt is in beroep gewezen op een brief van Nidos van 17 april 2023 en op een artikel van het NJB van 4 mei 2018 over de invloed van trauma op de accuraatheid van verklaringen.
6.1.
Artikel 3.108b van het Vb4 bepaalt dat voorafgaand aan of tijdens het onderzoek naar de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt beoordeeld of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft als bedoeld in artikel 24 van de Procedurerichtlijn. Indien de vreemdeling bijzondere waarborgen behoeft, wordt gedurende het onderzoek passende steun geboden.
6.2.
Deze beroepsgrond kan niet slagen. Uit het rapport van MediFirst van 11 mei 2022 volgt niet dat eiser niet gehoord kan worden. De staatssecretaris heeft bij het horen van eiser op zijn asielaanvraag voldoende rekening gehouden met de medische situatie van eiser. Het hoofddoel van dit medisch advies is om medische omstandigheden in kaart te brengen die van invloed kunnen zijn op het vermogen van eiser om coherent, consistent en gedetailleerd te verklaren tijdens gehoren bij de staatssecretaris en om vast te stellen of sprake is van beperkingen. Uit het medisch advies van Medifirst volgt dat weliswaar sprake is van medische klachten, maar niet dat er bij eiser sprake is van beperkingen voor het horen en beslissen. Hierbij heeft de staatssecretaris verder van belang kunnen vinden dat voorafgaand aan het nader gehoor is stilgestaan bij de medische situatie van eiser en dat hij erop gewezen is het te melden indien hij een pauze behoeft5. Ook is tijdens het nader gehoor eiser erop gewezen het aan te geven indien er vragen zijn die hij moeilijk vindt, om welke reden dan ook, aan te geven en dat als hij iets niet begrijpt om dat aan te geven.6 Door de hoormedewerker is telkens na de ingestelde pauzes aan eiser gevraagd hoe het met hem gaat, waarop hij heeft aangegeven dat het goed gaat en dat hij zich op zijn gemak voelt7. Als er tijdens het nader gehoor vragen worden gesteld over het neerschieten van zijn neef, wordt eiser emotioneel. Ook dan is na een ingestelde pauze eiser gevraagd hoe het met hem gaat, waarop hij aangeeft dat het wel gaat en dat het gesprek verder kan gaan8. Aan het eind van het gehoor verklaarde eiser dat hij zij zeker geen klacht gaat indienen.9 Uit het gehoorverslag is ook op te maken dat er twee medewerkers van Nidos aanwezig waren om te kijken of het met eiser goed gaat10 en dat aan het eind van het gehoor de Nidos medewerkers hebben aangegeven geen vragen, opmerkingen en/of aanvullingen te hebben.11 De staatssecretaris stelt terecht dat uit het gehoor niet valt op te maken dat eiser vanwege zijn leeftijd en/of medische gesteldheid niet in staat zou zijn geweest om te verklaren. Hierbij is voldoende rekening gehouden met het gestelde referentiekader, alsmede met het medisch advies. Gelet op het vorenstaande is niet gebleken dat het nader gehoor niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De verwijzing naar de brief van Nidos van 17 april 2023 kan niet tot een ander oordeel leiden. Weliswaar blijkt daaruit dat eiser het moeilijk vindt om over de gebeurtenissen te praten, maar ook is vermeld dat ondanks de situatie, het hem toch gelukt is om zijn verhaal goed naar voren te brengen en over het geheel consistent te zijn in zijn verklaringen.
Problemen met Al Shabaab
7. De rechtbank is, anders dan eiser stelt, van oordeel dat de staatssecretaris de gestelde problemen met Al Shabaab niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De staatssecretaris heeft eiser kunnen tegenwerpen dat eiser wisselend heeft verklaard over de telefonische bedreigingen van zijn neef. Enerzijds heeft eiser verklaar dat zijn neef werd gebeld door Al Shabaab en dat ze vervolgens een week later in de winkel kwamen12, anderzijds dat zijn neef ook op de dag van de moord nog is gebeld, dat zijn neef vaker dan eenmaal telefonisch is benaderd13 en dat Al Shabaab vijf dagen of misschien een week later na het telefoontje naar de winkel kwamen14. Eisers verklaring dat hij de gemachtigde verteld zou hebben dat het tweede telefoontje niet op de dag van de moord zelf was, maar een paar dagen daarvoor en dat de inconsistentie in deze verklaring te wijten zou zijn aan de gemachtigde van eiser die verzuimd zou hebben dit te corrigeren, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. De staatssecretaris stelt terecht dat hiermee geen verschoonbare verklaring is gegeven voor de door eiser tijdens het nader gehoor gedane, wisselende verklaringen.
7.1.
Bij het voorgaande heeft de staatssecretaris ook niet ten onrechte betrokken dat eiser bevreemdende verklaringen heeft afgelegd over dat Al Shabaab zou weten dat hij getuige is van de moord op zijn neef. Daartoe heeft de staatssecretaris mogen wijzen op de verklaring van eiser dat hij vijf dagen na de moord op zijn neef ook telefonisch bedreigd werd door Al Shabaab en dat ze zijn naam wisten15, terwijl anderzijds ook is verklaard dat hij denkt dat de mannen hem niet hadden gezien in de winkel 16 en dat de politie eiser had beloofd dat de mannen hem niet zouden kunnen zien op het moment dat hij bij de politie de verdachte aanwees17. Gelet op deze verklaringen is niet ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien dat Al Shabaab kon weten dat eiser de getuige van de moord op zijn neef was. De enkele stelling van eiser dat Al Shabaab een logische conclusie zou hebben getrokken omdat eiser in de ochtend en avonduren in de winkel aanwezig was en Al Shabaab dit, vanwege hun continue aanwezigheid in de wijk, zouden weten, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden om dit punt van twijfel weg te nemen, evenals de stelling dat Al Shabaab zou weten dat er iemand getuige was geweest van de moord nu ze verraden waren bij de politie. Dit geldt ook voor het betoog dat Al Shabaab overal tentakels heeft en misschien via medewerkers van de politie zijn geïnformeerd. Terecht is gesteld dat dit immers enkel vermoedens zijn waaraan conclusies worden verbonden.
7.2.
Anders dan eiser stelt, heeft de staatssecretaris bij het voorgaande ook niet ten onrechte betrokken dat het bevreemdend is dat eiser niet op de hoogte is van het huidige verloop van de situatie in Somalië. Zo heeft eiser verklaard niet te weten of zijn vader nog bedreigd is omdat ze niet graag over Al Shabaab praten, omdat hij bang is afgeluisterd te worden. De staatssecretaris heeft dit bevreemdend mogen vinden, temeer nu eisers vertrek uit Somalië drie jaar geleden is en niet valt in te zien dat hij geen moeite heeft ondernomen om op andere manieren alsnog aan informatie te komen, ondanks zijn leeftijd en medische gesteldheid. De staatssecretaris heeft dit eiser mogen tegenwerpen, nu de Al Shabaab de reden van vertrek uit Somalië is en het dus de kern van zijn asielrelaas betreft. De enkele stelling dat eiser totaal niet geïnteresseerd is in de huidige situatie in Somalië en het wil vergeten heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. Hierbij heeft de staatssecretaris ook niet ten onrechte betrokken dat niet gebleken is dat Al Shabaab sinds het vertrek van eiser uit Somalië uitvoer heeft gegeven aan hun bedreigingen jegens de vader van eiser en dat dit de ongeloofwaardigheid van de gestelde problemen met Al Shabaab versterkt.
7.3.
In beroep heeft eiser overigens nog een nieuw asielmotief naar voren gebracht, namelijk dat eiser, gelet op zijn jonge leeftijd, bij terugkeer te vrezen heeft voor rekrutering door Al Shabaab. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van het nieuwe asielmotief in onderhavig beroep leidt tot een ontoelaatbare vertraging van de afdoening van de zaak zoals genoemd in artikel 83, derde lid, van de Vw, nu het asielmotief pas in de gronden van beroep van 3 april 2023 is vermeld en ingediend. Gelet hierop is het nieuwe asielmotief te laat in de procedure naar voren gebracht en is niet in te zien waarom dit niet eerder naar voren is gebracht. Daarom zal de rechtbank het nieuwe asielmotief niet bij de beoordeling betrekken.
7.4.
Tot slot heeft de staatssecretaris, anders dan eiser stelt, voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Mogadishu een reëel risico loopt op ernstige schade, nu Al Shabaab aldaar niet aan de macht is. De rechtbank stelt voorop dat de hoogste bestuursrechter recent nog heeft geoordeeld dat Mogadishu als binnenlands vestigingsalternatief kan worden aangemerkt18. De verwijzing naar een artikel van Vluchtelingenwerk19, maakt het voorgaande niet anders. Weliswaar blijkt uit deze informatie dat er aanslagen plaatsvinden in Mogadishu, maar de aanslagen zijn gerichte acties op het Somalische ministerie van Onderwijs en hotels.
7.4.
Op grond van het al het vorenstaande heeft de staatssecretaris eisers asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden en geconcludeerd dat er geen grond is voor het verlenen van de gevraagde verblijfsvergunning.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep, voorzover gericht tegen het bestreden besluit van 28 februari 2023 is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt in zijn beroep. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag mogen afwijzen als ongegrond. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten, voor zover gericht tegen het bestreden besluit van 28 februari 2023.
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag, niet-
ontvankelijk;
-verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit van 28 februari 2023
ongegrond;
-veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr.F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vgl, de uitspraak van de ABRvS van 20 oktober 2004, ECLI:NL:RVS:2044:AR42940
2.Vgl. de uitspraak van de ABRvS van 29 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2195.
3.Zie noot 1.
4.Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Bld. 2, nader gehoor.
6.Bld. 3, nader gehoor.
7.Bld. 6, nader gehoor.
8.Bld. 10, nader gehoor.
9.Bld. 18, nader gehoor.
10.Bld. 2, nader gehoor.
11.Bld .18, nader gehoor.
12.Bld 4, nader gehoor.
13.Bld 8, nader gehoor.
14.Bld.8, nader gehoor.
15.Bld. 11, nader gehoor.
16.Bld 9, nader gehoor.
17.Bld 4, nader gehoor.
18.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 16 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1067.
19.Vluchtelingenwerk van 3 april 2023 Somalië- Veiligheidssituatie Mogadishu, aanwezigheid Al Shabaab