uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres,
geboren op [geboortedatum] ,
van Russische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] .
2. De staatssecretaris heeft de aanvraag van 7 mei 2020 met het besluit van 12 oktober 2020 afgewezen. Daartegen heeft eiseres op 21 oktober 2020 bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 9 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze zittingsplaats het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen (AWB 20/7857).
3. Bij besluit van 4 juni 2021 heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het door eiseres ingesteld beroep hiertegen is bij uitspraak van 15 maart 2022 door deze rechtbank gegrond verklaard
1en is besluit van 4 juni 2021 vernietigd. De staatssecretaris is opgedragen om, met inachtneming van de uitspraak, een nieuw besluit te nemen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft de uitspraak van 15 maart 2022 op 26 juli 2022 bevestigd.
4. Bij bestreden besluit van 22 februari 2023 is het bezwaar van eiseres wederom ongegrond verklaard en is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
5. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 22 februari 2023 op 1 mei 2023 op zitting behandeld, tezamen met zaaknummer NL23.5775. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde mr. E.A. Tsjoepieva (die tijdelijk waarnam voor mr. E.R. Weegenaar), en de gemachtigde van de staatssecretaris. Tevens was een tolk aanwezig.
Voorgeschiedenis en totstandkoming van het besluit
6. Eiseres is al geruime tijd in Nederland. Op 11 juni 2011 is aan haar een verblijfsvergunning tot verblijf bij partner [naam] (referent) verleend. Deze vergunning is verlengd tot 10 juni 2017.
6.1.
Op 26 april 2017 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. Bij besluit van 13 december 2017 is deze aanvraag afgewezen en is de eerder aan eiseres verleende verblijfsvergunning met terugwerkende kracht ingetrokken tot 10 juni 2011, onder oplegging van een inreisverbod voor de duur van twee jaar. Daarin is, onder meer en voorzover relevant, overwogen dat volgens de staatssecretaris nimmer sprake is geweest van een exclusieve en duurzame relatie tussen eiseres en haar gestelde partner. Dit standpunt is gebaseerd op een rapport van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) naar aanleiding van een huisbezoek op 29 oktober 2015 bij de gestelde partner. Daarbij zou zijn gebleken dat eiseres niet de partner is maar een goede vriendin, die enkel op het adres stond ingeschreven voor inburgering. Zij zou niet daadwerkelijk op het adres van haar gestelde partner hebben gewoond. Ook bleek daaruit dat haar gestelde partner een exclusieve en duurzame relatie onderhield met een andere vrouw met wie hij wel samenwoonde. Gelet op het rapport van de SVB zijn er onjuiste gegevens verstrekt en werd niet voldaan aan de beperking die aan de verblijfsvergunning is verbonden.
6.2.
In het besluit van 17 januari 2018 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Deze rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen dit besluit bij uitspraak van 23 juli 2018 ongegrond verklaard (AWB 18/646). Deze uitspraak is door de Afdeling op 7 september 2018
2bevestigd. Daarmee staat het besluit van 17 januari 2018 in rechte vast.
6.3.
Op 14 augustus 2018 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend. Die aanvraag is bij besluit van 16 april 2020 afgewezen. Bij uitspraak van 13 augustus 2020
3is het beroep tegen dit besluit door deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, ongegrond verklaard. Het door eiseres ingestelde hoger beroep is door de Afdeling op 29 september 2020
4ongegrond verklaard.
6.4.
Op 7 mei 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] , die ten grondslag ligt aan de huidige procedure. Bij besluit van 12 oktober 2020 is deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopige verblijf (mvv). Eiseres is ook niet vrijgesteld van het mvv-vereiste. Volgens de staatssecretaris is er geen sprake van een duurzame en exclusieve relatie tussen haar en de gestelde partner. Daarmee is ook geen sprake van familie- of gezinsleven en is haar uitzetting niet in strijd met artikel 8 van het (Europees) Verdrag voor de rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (EVRM. Bij besluit van 4 juni 2021 is het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft op 9 juni 2021
5het door eiseres gedane verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Bij uitspraak van 15 maart 2022
6heeft deze rechtbank het door eiseres ingestelde beroep tegen het besluit van 4 juni 2021 wegens het niet horen gegrond verklaard, het besluit van 4 juni 2021 vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van de uitspraak.
7. Eiseres is op 24 januari 2023 gehoord.
8. Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de aanvraag opnieuw afgewezen en heeft de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
9. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiseres heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
9.1.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Had de staatssecretaris eiseres moeten vrijstellen van het mvv-vereiste omdat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie en dus van beschermenswaardig familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM?
10. Anders dan eiseres stelt, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft mogen stellen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen haar en referent. Het is in eerste instantie aan eiseres om dat aannemelijk te maken. De staatssecretaris heeft terecht vastgesteld dat eiseres in bezwaar geen nieuwe aanvullende objectieve bewijsstukken heeft overgelegd. Eiseres stelt dat zij reeds bewijsstukken heeft ingediend en heeft daartoe gewezen op de bij de aanvraag van 4 mei 2020 ingediende stukken
7. De voorzieningenrechter heeft over die stukken in de uitspraak van 9 juni 2021 reeds een oordeel geveld, namelijk dat de staatssecretaris deze stukken onvoldoende heeft kunnen vinden voor het aannemen van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent, nu deze stukken zien op een zeer beperkte periode 2019 terwijl eiseres stelt met referent vanaf 2011 een relatie te hebben en de foto’s een momentopname betreffen. De rechtbank ziet geen aanleiding om over deze stukken anders te oordelen dan zoals de voorzieningenrechter heeft gedaan. De staatssecretaris heeft het bevreemdend mogen vinden dat er sindsdien geen andere stukken aanwezig zijn waarmee eiseres had kunnen aantonen op welke wijze zij met referent invulling geeft aan de relatie. Dat referent medische klachten heeft, op leeftijd, dat zij en referent veel thuis zitten en geen gebruik maken van sociale media, maakt niet dat de staatssecretaris eiseres heeft mogen tegenwerpen dat de gestelde relatie onvoldoende is onderbouwd. Het lag namelijk op de weg van eiseres, zoals ter zitting terecht door de staatssecretaris is gesteld, om in dat geval op andere manieren de gestelde relatie aannemelijk te maken, waarbij in ieder geval voorop staat dat het op de weg van eiseres (en referent) lag om recente stukken aan te dragen, temeer nu eiseres en referente stellen vanaf 2011 een relatie te hebben met elkaar. Het ter zitting overgelegd gewaarmerkt afschrift uit de basisregistratie personen van 9 maart 2023 waaruit volgt dat eiseres sinds 10 juni 2011 staat ingeschreven op het adres van referent heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. De rechtbank acht het bovendien niet begrijpelijk dat van de referent taal noch teken is vernomen, en ook van de zijde van eisers geen uitleg is gekomen waarom referent zich niet met deze procedure heeft bemoeid. De beroepsgrond slaagt niet.
10.1.
Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een duurzame en exclusieve relatie heeft met referent op grond waarvan familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM zou moeten worden aangenomen. De staatssecretaris heeft eiseres daarom terecht niet vrijgesteld van het mvv-vereiste.
Heeft de staatssecretaris een juiste belangenafweging gemaakt?
11. De staatssecretaris heeft zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat, indien wel moet worden aangenomen dat er tussen eiseres en referent sprake is van familie- en gezinsleven, dat niet betekent dat eiseres daarom recht heeft op een verblijfsvergunning. Dat geldt ook voorzover sprake is van privéleven. Het belang van eiseres om gezinsleven of privéleven in Nederland uit te kunnen oefenen weegt de staatssecretaris af tegen het belang van de Nederlandse overheid. Het belang van de Nederlandse overheid is het beschermen van het economisch welzijn, de openbare orde, de rechten en vrijheden van anderen en de volksgezondheid van het land. Om die reden mag niet iedereen zich zomaar in Nederland vestigen.
11.1.
Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris in zijn belangenafweging mogen betrekken dat niet gebleken is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent en dat eiseres herhaaldelijk is aangezegd om Nederland te verlaten en dat zij daarom niet in onzekerheid verkeerde over haar verblijfsstatus. Zij kon er daarom niet op vertrouwen dat zij in Nederland mocht blijven wonen. Verder is deugdelijk gemotiveerd in het nadeel van eiseres gewogen dat zij het grootste gedeelte van haar leven in Rusland heeft gewoond en, gelet op haar meerderjarige leeftijd, aanwezigheid van sociaal vangnet aldaar (familie, vrienden, kennissen), van haar verwacht mag worden dat zij zich aldaar zelfstandig kan handhaven. De staatssecretaris stelt zich verder, anders dan eiseres betoogt, niet ten onrechte op het standpunt dat niet is gebleken van objectieve belemmeringen om in Rusland te gaan wonen (samen met referent). Hiervan is sprake als het vanwege omstandigheden onmogelijk is om in Rusland te kunnen wonen. De staatssecretaris stelt terecht dat daarvan niet gebleken is. De afwijzing van de asielaanvraag van eiseres staat in rechte vast. Dat eiseres liever hier in Nederland wil blijven wonen, betekent niet dat de staatssecretaris dit moet toestaan. De staatssecretaris stelt ook terecht dat eiseres niet met stukken heeft onderbouwd dat het voor haar en referent, vanwege zijn gezondheid, onmogelijk zou zijn, indien eiseres dat van belang acht, zich te vestigen in een ander land buiten de Europese Unie of in Rusland. Niet gebleken is dat referent voor zijn medische klachten onder behandeling staat of dat hij vanwege zijn lichamelijke klachten niet met eiseres naar Rusland zou kunnen reizen. De staatssecretaris heeft ook terecht gesteld dat niet gebleken is dat sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. De staatssecretaris stelt terecht dat de financiële steun ook op afstand kan plaatsvinden en het contact via moderne communicatiemiddelen.
11.2.
Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris alle feiten en omstandigheden voldoende kenbaar in de belangenafweging betrokken en de belangenafweging voldoende gemotiveerd. De beroepsgronden slagen niet.
Had de staatssecretaris toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
12. Anders dan eiseres stelt, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris gevolgd kan worden in zijn standpunt dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om af te wijken van de beleidsregels en om de aanvraag toch in te willigen. De door eiseres aangedragen omstandigheden heeft de staatssecretaris, gelet op het voorgaande, niet hoeven aan te merken als dermate individuele bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot inwilliging van de aanvraag. De beroepsgrond kan niet slagen.
Conclusie en gevolgen
14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag heeft mogen afwijzen. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B., Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekengemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.