ECLI:NL:RBDHA:2023:18971
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser op 26 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 30 november 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser had op 20 december 2021 een aanvraag ingediend voor een mvv voor zijn familie, maar verweerder heeft tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en vernietigt het niet-tijdig nemen van een besluit. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken een besluit te nemen en om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken, waarbij de hoogte van de dwangsom is vastgesteld op €100,- per dag, met een maximum van €7.500,-. Daarnaast is de staatssecretaris een bestuurlijke dwangsom van €1.442,- verschuldigd, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken zonder besluit. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiser, vastgesteld op €418,50, en draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €184,- aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.