ECLI:NL:RBDHA:2023:18996
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Oostenrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. De eiser, een man van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had echter op 23 maart 2023 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 19 april 2023, waarbij de eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. H.J. Janse. De staatssecretaris was eveneens vertegenwoordigd door een gemachtigde. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter de zaak beoordeeld. In de uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaak NL23.8940, een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.