In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 maart 2023, is het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend, kennelijk gegrond verklaard. Eiser had op 17 juni 2022 de aanvraag ingediend, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had niet tijdig beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn op 17 december 2022 was verstreken en dat eiser op 19 december 2022 verweerder in gebreke had gesteld. Eiser heeft vervolgens op 16 januari 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een bestuursorgaan verplicht is om binnen een bepaalde termijn op een aanvraag te beslissen. In dit geval was de termijn van zes maanden voor het nemen van een besluit verstreken. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.