ECLI:NL:RBDHA:2023:19007

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL23.1455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 maart 2023, is het beroep van eiseres, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend, kennelijk gegrond verklaard. Eiseres had op 22 mei 2022 een aanvraag ingediend, waarover verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van zes maanden, die op 22 november 2022 afliep, was overschreden. Eiseres had verweerder op 13 december 2022 in gebreke gesteld, maar er was nog steeds geen besluit genomen. Op 16 januari 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft de gemachtigde van verweerder gehoord en geconcludeerd dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres is vrijgesteld van het betalen van griffierecht en heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1455

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 27 mei 2022.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 1 maart 2023. Eiseres is met kennisgeving vooraf niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Eiseres heeft op 22 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Verweerder moet binnen zes maanden beslissen op de aanvraag. Verweerder had dus uiterlijk op 22 november 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiseres heeft verweerder op 13 december 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
3. Eiseres heeft op 16 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift van 21 februari 2023 op het standpunt gesteld dat er terecht beroep is ingesteld en dat eiseres, behoudens toepassing van artikel 4:17, zesde lid van de Awb, recht heeft op de maximale bestuurlijke dwangsom van €1.442,
4. Verweerder stelt dat zich in dit geval een in artikel 8:55d, derde lid, Awb, genoemde
omstandigheid voordoet. Verweerder is voornemens om aan referent herstelverzuim te bieden voor het opsturen van aanvullende informatie en (originele) documenten om de
aanvraag compleet te maken. Momenteel is nog onduidelijk of in onderhavige zaken nader onderzoek dient te worden gedaan. In zo’n geval streeft verweerder ernaar om binnen 8 weken een besluit te nemen op de aanvragen van eiseres. Verweerder verzoekt aan de rechtbank om een maatwerkopdracht te geven die recht doet aan de (on)mogelijkheden van de uitvoeringspraktijk door een beslistermijn te geven van 8 weken.
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd aangegeven dat binnen een termijn van acht weken beslist kan worden op de aanvraag. Gelet hierop zal de rechtbank verweerder opdragen om binnen acht weken na de dag van het verzenden van deze uitspraak te beslissen op de aanvraag.
6. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond.
8. De rechtbank wijst erop dat eiseres wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:74 van de Awb griffierecht hoeft te vergoeden.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- bij een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag van 22 mei 2022 bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.