ECLI:NL:RBDHA:2023:19016

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL23.21301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens niet tijdig beslissen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenvergoeding van een verzoeker, die eerder op 24 juli 2023 beroep had ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn vrouw en kinderen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 7 september 2023 de aanvraag ingewilligd, waarna de verzoeker op 14 september 2023 het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, wat op 3 oktober 2023 is gebeurd.

De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan zijn verzoek heeft voldaan, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank constateert dat er al een eerder beroep was ingesteld door de vrouw van de verzoeker, dat op 21 februari 2023 was ingediend en op 17 augustus 2023 gegrond was verklaard.

De rechtbank oordeelt dat verzoeker geen procesbelang had bij zijn beroep, omdat er al een lopend beroep was dat hetzelfde doel diende. De rechtbank merkt op dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een relevante wijziging van recht zouden kunnen rechtvaardigen. Gelet op deze overwegingen concludeert de rechtbank dat het beroep van verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk zou zijn geweest en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst daarom het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21301

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Procesverloop

Verzoeker heeft op 24 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voor een machtig tot voorlopig verblijf – nareis asiel van 18 juli 2022, ten behoeve van zijn vrouw en kinderen.
Bij besluit van 7 september 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag ingewilligd.
Verzoeker heeft vervolgens op 14 september 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De staatssecretaris heeft hierop op 3 oktober 2023 gereageerd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
De rechtbank stelt vast dat namens de vrouw van verzoeker op 21 februari 2023 beroep is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag bij deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, zaaknummer NL23.5396. Op dat beroep is op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan, waarbij het beroep gegrond is verklaard. Het beroep van verzoeker is op 24 juli 2023, derhalve na het beroep met zaaknummer NL23.5396, ingesteld.
De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of verzoeker procesbelang zou hebben gehad bij een beoordeling van zijn beroep. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt dit procesbelang. Ten tijde van het instellen van dit beroep liep er immers nog een eerste beroep bij een andere zittingsplaats wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 18 juli 2022. Aangezien de rechtbank niet twee keer kan beslissen op een beroep gericht tegen hetzelfde niet tijdig nemen van een besluit dat hetzelfde doel dient, namelijk het verzoek tot het opleggen van een beslistermijn aan de staatssecretaris, had verzoeker geen belang bij zijn beroep.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat verzoeker geen nieuwe feiten en omstandigheden, dan wel een relevante wijziging van recht aan dit beroep ten grondslag heeft gelegd.
Gelet op het voorgaande, zou het beroep van verzoeker tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk zijn geweest.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat derhalve geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.