ECLI:NL:RBDHA:2023:19020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL23.2155
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en meerderjarigheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, afkomstig uit Eritrea, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep behandeld en geconcludeerd dat de leeftijd van de eiser, die stelt geboren te zijn op 7 februari 2006, niet voldoende onderbouwd is om aan te nemen dat hij minderjarig is. De rechtbank heeft de bevindingen van de Belgische autoriteiten en de schouwen die door de Nederlandse autoriteiten zijn uitgevoerd, in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat er geen gronden zijn om te twijfelen aan de meerderjarigheid van de eiser en dat het bestreden besluit van de Staatssecretaris terecht is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2155

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. van Kammen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J. Rossing).

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met een verzoek om voorlopige voorziening (NL23.2156) op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht vooraf niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is afkomstig uit Eritrea en stelt geboren te zijn op 7 februari 2006.
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij België een verzoek om terugname gedaan. België heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat in het verslag van de schouw van 25 augustus 2022 onvoldoende is onderbouwd hoe verweerder tot de conclusie is gekomen dat hij evident meerderjarig is. Eiser verwijst daarnaast naar zijn doopakte. Hoewel hij zich ervan bewust is dat een doopakte niet als geldig identiteitsbewijs kan worden gezien, heeft het naar zijn mening wel enige bewijskracht.
3. Verweerder bepaalt de leeftijd van een asielzoeker volgens het beleid, opgenomen in paragraaf C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) en de instructies als opgenomen in WI 2018/19. Uit WI 2018/19 blijkt hoe de schouw plaatsvindt, waarop de medewerkers letten bij een schouw en wat de vervolgstappen zijn die horen bij de getrokken conclusies.
3.1.
Eiser heeft op 22 augustus 2022 bij de AVIM en op 25 augustus 2022 bij verweerder een schouw gehad. In beide gevallen heeft hij verklaard op dat moment zestien jaar oud te zijn en te zijn geboren op 7 februari 2006. Zowel AVIM als verweerder zijn los van elkaar tot de conclusie gekomen dat eiser evident meerderjarig is. De gronden van eiser
richten zich enkel tot deze laatste schouw.
In het verslag van 25 augustus 2022 is uitgelegd waar de conclusie op is gebaseerd dat eiser evident meerderjarig is. Verweerder heeft in het verslag aanmeldgehoor een opsomming gemaakt waarbij verschillende constateringen zijn opgenomen ten aanzien van de lichamelijke kenmerken van eiser, zijn gedrag en zijn verklaringen tijdens het gehoor.
3.2.
De Belgische autoriteiten hebben in reactie op het verzoek van terugname bericht
dat zij na een
“medical age assessment” ook hebben geconcludeerd dat eiser meerderjarig
is.
3.3.
De rechtbank ziet in het door eiser gevoerde betoog geen grond gelegen voor het oordeel dat onvoldoende is onderbouwd hoe verweerder tot de conclusie is gekomen dat eiser evident meerderjarig is. Ook anderszins bestaat er geen grond voor het oordeel dat uit moet worden gegaan van de minderjarigheid van eiser.
4. Ook in hetgeen overigens is aangevoerd wordt geen aanleiding gezien het bestreden besluit te vernietigen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.