In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, afkomstig uit Eritrea, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep behandeld en geconcludeerd dat de leeftijd van de eiser, die stelt geboren te zijn op 7 februari 2006, niet voldoende onderbouwd is om aan te nemen dat hij minderjarig is. De rechtbank heeft de bevindingen van de Belgische autoriteiten en de schouwen die door de Nederlandse autoriteiten zijn uitgevoerd, in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat er geen gronden zijn om te twijfelen aan de meerderjarigheid van de eiser en dat het bestreden besluit van de Staatssecretaris terecht is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.