ECLI:NL:RBDHA:2023:19023
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenvergoeding van een verzoeker die eerder beroep had ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De verzoeker had op 26 april 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn asielaanvraag van 28 september 2022. Op 5 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag ingewilligd, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De staatssecretaris heeft op 21 september 2023 gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, omdat het verzoek kennelijk ongegrond is. Dit betekent dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft verder toegelicht dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien het beroep is ingetrokken zonder dat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de verzoeker is tegemoetgekomen, is er geen basis voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn was verlengd op grond van WBV 2022/22, en dat de beslistermijn eindigt op 28 december 2023. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.