ECLI:NL:RBDHA:2023:19045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
AWB 23/8799
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 december 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 1 augustus 2023. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij naar Nederland wilde komen om zijn school voort te zetten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 november 2023 behandeld. Verzoeker stelde dat de afwijzing van zijn aanvraag hem onevenredig zou benadelen, aangezien hij al uitgeschreven was van school in Thailand en het schooljaar in Nederland al begonnen was. Hij betoogde dat de afwijzing van zijn aanvraag onrechtmatig was, omdat de wachttermijn van één jaar niet aan hem kon worden tegengeworpen, aangezien zijn referent, zijn moeder, op het moment van de aanvraag nog geen verblijfsvergunning had.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker geen spoedeisend belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening. De situatie waarin verzoeker zich bevond, was het gevolg van eigen keuzes, zoals het uitschrijven van school in Thailand zonder zekerheid over de uitkomst van zijn aanvraag. Bovendien was het bestreden besluit niet evident onrechtmatig, omdat niet voldaan werd aan de voorwaarde van de wachttermijn. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/8799

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. G.E. Eind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Verzoeker heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 1 augustus 2023 (het bestreden besluit) afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent mevrouw [naam 1], haar partner de heer [naam 2], de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoeker heeft op 16 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een mvv voor verblijf als familie- of gezinslid bij zijn moeder mevrouw [naam 1] (hierna: referent).
2.1.
Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat één van de voorwaarden is dat referent ten minste één jaar rechtmatig in Nederland heeft verbleven. [1] Nu referent sinds 3 juni 2023 een verblijfsvergunning heeft, verblijft zij pas op 3 juni 2024 een jaar rechtmatig in Nederland en wordt momenteel niet aan de wachttermijn voldaan.
Wat is het standpunt van verzoeker?
3. Verzoekers verzoek strekt ertoe dat hij hangende de behandeling van het bezwaar naar Nederland mag komen. De nadelige gevolgen van de afwijzing van het verzoek zijn, in verhouding tot het belang van verweerder bij handhaving van zijn besluit, zo onevenredig dat het besluit op bezwaar niet kan worden afgewacht. Verzoeker heeft een zwaarwegend spoedeisend belang. Hij is schoolgaand en het schooljaar is al op 1 september 2023 begonnen. Verzoeker is met het oog op zijn komst naar Nederland uitgeschreven van school in Thailand en volgt sinds mei 2023 geen onderwijs meer. Het is de bedoeling dat hij in Nederland zijn school voortzet. Tegen de tijd dat verweerder het bezwaar heeft behandeld is het op zijn vroegst begin 2024, en gelet op de achterstanden bij verweerder waarschijnlijk later. Verzoeker zal dan met een niet te overbruggen achterstand aan school beginnen. Daarnaast is het besluit onrechtmatig omdat de wachttermijn niet kan worden tegengeworpen aan verzoeker en referent. Op het moment dat verzoekers aanvraag werd ingediend, was referent namelijk nog niet in het bezit gesteld van haar verblijfsvergunning.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechter in een eventuele bodemprocedure niet.
5. De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. De omstandigheid dat verzoeker momenteel geen onderwijs volgt, is een situatie die referent en verzoeker zelf hebben veroorzaakt door verzoeker uit te schrijven van school in Thailand, terwijl nog niet bekend was of verweerder positief zou beslissen op een aanvraag van verzoeker om een mvv. Deze situatie komt dan ook voor hun eigen rekening en risico. Op zitting heeft de partner van referent aangegeven dat uit onwetendheid de keuze is gemaakt om niet tegelijkertijd de aanvragen voor referent en verzoeker in te dienen, en dat zij niet wisten dat de wachttermijn aan hen kon worden tegengeworpen. Hoewel het vervelend is voor verzoeker en referent dat zij hier niet van op de hoogte waren, is het aan henzelf om zich voldoende te laten informeren over de geldende regels. Dit maakt het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet anders.
6. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. Verweerder heeft namelijk kunnen vaststellen dat in deze zaak niet wordt voldaan aan de voorwaarde van een wachttermijn van één jaar.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 3.15, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit.