ECLI:NL:RBDHA:2023:19069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL23.17468
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor haarzelf en haar minderjarige kinderen. De aanvraag is op 4 juli 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ontvangen, en de beslistermijn is door verweerder verlengd naar zes maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, wat door verweerder is erkend. Eiseres heeft verweerder op 18 april 2023 in gebreke gesteld en op 15 juni 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.

De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. Eiseres heeft recht op een bestuurlijke dwangsom van € 1.442, en de rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 418,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17468

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

v-nummer: [Nummer]
mede namens haar minderjarige kinderen,
[Naam 2],en
[Naam 3]
(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: V. de Graaf).

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om aan haar en haar minderjarige kinderen een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen in het kader van nareis.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Awb [1] in deze zaak niet nodig is.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Verweerder heeft de mvv-aanvraag ontvangen op 4 juli 2022. Verweerder moet binnen 90 dagen op deze aanvraag beslissen. [2] Bij brief van 12 juli 2022 heeft verweerder de beslistermijn verlengd naar zes maanden. De rechtbank begrijpt dat verweerder aldus gebruik heeft willen maken van zijn bevoegdheid om de termijn met maximaal 3 maanden te verlengen, zodat hij uiterlijk op 2 januari 2023 een besluit had moeten nemen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden, hetgeen verweerder in zijn verweerschrift heeft erkend. Eiseres heeft verweerder op 18 april 2023 in gebreke gesteld. Op 15 juni 2023 heeft zij beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep meer dan twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
3. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
4. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering hiervan naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023. [3] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen.
5. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020 [4] als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn.
6. In dit geval heeft verweerder in het verweerschrift aangegeven dat hij voornemens is om aan eiseres herstel verzuim te bieden. Verweerder heeft daarom verzocht om een beslistermijn van acht weken om een besluit te nemen op de aanvraag. De rechtbank acht deze termijn redelijk. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
7. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden. Daarbij geldt een maximum van € 7.500.
8. Eiseres verzoekt de rechtbank om de bestuurlijke dwangsommen vast te stellen en om verweerder te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten. Uit het verweerschrift van verweerder volgt dat niet wordt betwist dat eiseres recht heeft op een bestuurlijke dwangsom en dat hij zich niet verzet tegen een veroordeling in de proceskosten.
9. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, zodat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
10. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
  • veroordeelt verweerder tot betaling aan eiseres van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442 (duizendvierhonderdtweeënveertig euro);
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).