In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een persoonsgebonden budget (pgb) voor huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden heeft de aanvraag met het primaire besluit van 26 februari 2021 afgewezen, en dit besluit is in bezwaar gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank heeft de Staat als partij aangemerkt naar aanleiding van een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser had eerder een pgb dat was omgezet in zorg in natura vanwege onjuiste besteding. De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De brief van de GZ-psycholoog wordt niet als relevant beschouwd voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank wijst het beroep van eiser af, wat betekent dat hij geen griffierecht terugkrijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.
Eiser verzoekt om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met negen maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000,-, geheel ten laste van de Staat. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de Staat tot betaling van de schadevergoeding.