3.2.Nadat eiseres en referent op 15 juni 2022 alsnog zijn gehoord, heeft verweerder met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat tussen eiseres en referent sprake is van een schijnrelatie. Ook vindt verweerder dat de indicatoren in deze procedure voldoende aanleiding gaven nader onderzoek te doen.
4. Eiseres voert aan dat er onvoldoende aanleiding was onderzoek te doen naar de echtheid van haar relatie. Eiseres vindt namelijk dat verweerder niet alleen indicatoren had moeten benoemen, maar ook gemotiveerd in had moeten gaan op de onderlinge samenhang daarvan. Nu verweerder dit niet heeft gedaan is er volgens eiseres ook geen reden om aan te nemen dat sprake is van een schijnrelatie. Eiseres wijst in dit kader ook op de uitspraak van 20 april 2017 van deze rechtbank en zittingsplaats.Verder betoogt eiseres dat het niet relevant is of er eerdere verblijfsaanvragen zijn ingediend en of al dan niet sprake is geweest van een periode van niet rechtmatig verblijf. Volgens eiseres volgt uit de Verblijfsrichtlijndat verweerder dergelijke informatie niet ten grondslag mag leggen aan een afwijzing.
5. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet. De rechtbank is het met verweerder eens dat er geen rechtsregel is waaruit volgt dat de onderlinge samenhang van de indicatoren gemotiveerd moet worden. De verwijzing van eiseres naar de uitspraak van 20 april 2017 van deze rechtbank en zittingsplaats maakt voorgaande niet anders. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom deze uitspraak relevant is voor deze procedure. In die uitspraak gaat het om systematische controles. Dat speelt in deze procedure niet. Het beroep van eiseres op de Verblijfsrichtlijn slaagt evenmin. In de eerste plaats is het beroep hierop onvoldoende concreet. Eiseres heeft niet onderbouwd welke nationale regel in strijd is met welke bepaling van de Verblijfsrichtlijn. Bovendien volgt uit de Richtsnoerenbehorend bij de Verblijfsrichtlijn, dat eerder aangegane schijnrelaties wel als indicator kunnen gelden.
6. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een schijnrelatie. Volgens eiseres wisten zij en referent enkel de antwoorden op detailvragen niet. Bovendien heeft verweerder het bestreden besluit slechts gebaseerd op irrelevante zaken die zich enige tijd geleden afspeelden. Normaal gesproken staan mensen hierbij niet stil.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een schijnrelatie. Verweerder heeft eiseres en referent, nadat dit in de aanvraagfase niet gelukt was, in de bezwaarfase alsnog gehoord. In het gehoor is het over verschillende onderwerpen gegaan. Zowel over essentiële onderwerpen van de relatie, als over feitelijke zaken. Eiseres en referent zijn bevraagd over gebeurtenissen die zich in het verleden hebben afgespeeld, maar ook over recente gebeurtenissen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de door eiseres en referent afgelegde verklaringen vaag, tegenstrijdig en onjuist heeft mogen vinden. De rechtbank verwijst hiervoor naar verweerders motivering op pagina 4 tot en met 14 van het bestreden besluit. Anders dan eiseres stelt komt hieruit niet het beeld naar voren dat zij en referent enkel op detailvragen en gedateerde irrelevante zaken tegenstrijdig hebben verklaard. Op basis van de afgelegde verklaringen is de rechtbank het met verweerder eens dat eiseres en referent weinig van elkaar weten. En dat terwijl van personen die stellen met elkaar samen te wonen en een gemeenschappelijk huishouden voeren, verwacht mag worden dat zij consistente en eensluidende verklaringen afleggen naar aanleiding van eenvoudige vragen die daarover gesteld worden. Dat op enkele punten wel gelijkluidend is verklaard, weegt niet op tegen de veelheid tegenstrijdige en onjuiste verklaringen, en dan met name die over essentiële onderwerpen van de relatie. In het bijzonder gaat het om de kennismaking tussen eiseres en referent, de ontwikkeling van de relatie, het samenwonen, hun werkzaamheden en de contacten met de familie.
8. Eiseres heeft aangevoerd dat er verwarring en miscommunicatie is ontstaan doordat verweerder voor het gehoor van referent een tolk Frans in plaats van een tolk Surinaams had geregeld.
9. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. In de eerste plaats is in alle uitnodigingsbrieven voor de hoorzitting aangegeven dat een tolk in de Franse taal was gereserveerd, maar dat ook verzocht kon worden om een tolk in een andere taal. Een dergelijke verzoek is door verweerder niet ontvangen. Ook is tijdens de hoorzitting niet gebleken dat sprake was van miscommunicatie tussen referent en de tolk. Referent heeft op pagina 25 van het verslag van het gehoor bevestigd dat hij de tolk heeft verstaan en begrepen. Bovendien neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres en referent tijdens het onderzoek op de zitting zijn verschenen met een tolk Frans aan hun zijde. Ook dit doet afbreuk aan de stelling dat er verwarring en miscommunicatie is ontstaan doordat er een tolk Frans bij het gehoor aanwezig was.
10. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
11. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.