In deze zaak heeft verzoeker, geboren van Afghaanse nationaliteit, op 2 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 16 april 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 7 november 2023 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. De staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten voor het indienen van het beroep niet tijdig beslissen te vergoeden tot een bedrag van € 418,50.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoeker. Tevens heeft de staatssecretaris in een bericht van 8 december 2023 toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoeker te betalen. De rechtbank heeft de staatssecretaris vervolgens veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 418,50, gebaseerd op de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.