ECLI:NL:RBDHA:2023:1941

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
NL22.26348
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en uitstel van vertrek om medische redenen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Marokkaanse man, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvraag was buiten behandeling gesteld. Na overdracht van België naar Nederland op basis van de Dublinverordening, diende eiser op 21 november 2022 opnieuw een asielaanvraag in, waarbij hij stelde dat hij medische en psychische hulp nodig had door een misgelopen operatie en de invloed van zijn stiefmoeder.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat Marokko een veilig land van herkomst is en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in zijn geval niet veilig terug kan. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat eiser onvoldoende medische onderbouwing had geleverd voor zijn verzoek om uitstel van vertrek op medische gronden. Eiser had geen medische stukken overgelegd en er was geen aanleiding voor de staatssecretaris om een advies van het Bureau Medische Advisering aan te vragen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had geoordeeld dat er geen reden was om uitstel van vertrek te verlenen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26348

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

ProcesverloopBij besluit van 20 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Op 10 december 2020 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Bij besluit van 14 januari 2021 heeft verweerder deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Vervolgens is eiser door de autoriteiten van België overgedragen aan Nederland op grond van de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening).
3. Op 21 november 2022 heeft eiser opnieuw asiel aangevraagd in Nederland. Aan deze aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat zijn stiefmoeder zijn vader tegen hem heeft opgezet, waarbij hij vermoedt dat zij daarbij zwarte magie heeft gebruikt, en dat zijn geslachtsdeel ten gevolge van een misgelopen operatie niet verder is gegroeid en hij daardoor medische en psychische behandeling nodig heeft.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en f, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ook acht verweerder de redenen van eisers asielaanvraag geloofwaardig, met uitzondering van het vermoeden dat eisers stiefmoeder zwarte magie heeft gebruikt. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning omdat Marokko een veilig land van herkomst is en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit in zijn geval niet opgaat. Daarnaast legt verweerder aan de afwijzing van eisers asielaanvraag ten grondslag dat eiser deze aanvraag enkel heeft ingediend om uitzetting te verijdelen, aangezien hij de uitkomst van een eerdere asielaanvraag in Nederland niet heeft afgewacht. Ten slotte heeft verweerder ambtshalve (uit eigen beweging) overwogen dat eiser niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek om medische redenen zoals bedoeld in artikel 64 van de Vw omdat hij zijn medische situatie onvoldoende heeft onderbouwd.
5. Eiser voert daartegen het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte geen uitstel van vertrek verleend. Ten onrechte heeft verweerder eisers medisch dossier niet opgevraagd bij het Detentiecentrum Rotterdam, waar eiser momenteel in vreemdelingenbewaring zit, en heeft verweerder het Bureau Medische Advisering (BMA) niet om advies gevraagd. De beslismedewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst die het bestreden besluit namens verweerder heeft opgesteld is geen geregistreerd arts en is daarmee niet gekwalificeerd om een oordeel te vellen over de vraag of eiser medisch gezien kan reizen en of de voor eiser noodzakelijke medische behandeling in Marokko beschikbaar en toegankelijk is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Niet in geschil is dat eisers asielaanvraag terecht is afgewezen als kennelijk ongegrond. De enige vraag die voorligt is of verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om aan eiser uitstel van vertrek om medische redenen te verlenen. Verweerder beoordeelt dit bij een eerste asielaanvraag uit eigen beweging op grond van artikel 6.1e, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
7. Uitstel van vertrek kan worden verleend aan de vreemdeling die om medische redenen niet kan reizen of die door terugkeer in een medische noodsituatie op korte termijn terechtkomt. Het ligt daarbij op de weg van de vreemdeling om medische klachten te onderbouwen met medische stukken. Dit volgt uit onderdeel A3/7.2.4, gelezen in samenhang met onderdeel A3/7.1, van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
8. Eiser heeft geen enkel medisch stuk overgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde medische klachten. Gesteld noch gebleken is dat eiser niet in staat zou zijn geweest om zijn medisch dossier bij het Detentiecentrum Rotterdam op te vragen en aan verweerder te overleggen. Aangezien daarmee geen aanknopingspunten voor het BMA aanwezig zijn om een onderzoek te kunnen starten, heeft verweerder geen advies kunnen opvragen bij het BMA. Dit volgt uit onderdeel A3/7.2.6 van de Vc. Het is niet ontoelaatbaar dat verweerder bij gebrek aan medische stukken heeft bekeken of uit het advies van MediFirst van 26 november 2022 over het horen en beslissen en uit eisers verklaringen meteen al blijkt dat uitstel van vertrek had moeten worden verleend. Verweerder heeft deze vraag ontkennend kunnen beantwoorden. In het advies van MediFirst wordt alleen gesproken over wisselende en/of verkorte concentratie. Daarnaast heeft eiser verklaard dat de misgelopen operatie heeft plaatsgevonden toen hij vier jaar oud was. Uit eisers verklaringen blijkt verder dat hij sindsdien door Europa heeft kunnen reizen. Ten slotte heeft eiser niet verklaard dat hij momenteel onder behandeling van een medicus staat.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.