ECLI:NL:RBDHA:2023:19491

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
NL23.37264
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring na strafrechtelijke detentie en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de bewaring van eiser, die op 22 februari 2023 was opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet. De maatregel van bewaring werd op 22 november 2023 opgeheven, omdat eiser een strafrechtelijke detentie van 29 dagen moest ondergaan. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring tot 21 november 2023 rechtmatig was, en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de mededeling van verweerder dat hij pas op 22 november 2023 op de hoogte was van het strafrechtelijke vonnis. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft geen recht op schadevergoeding, en de rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37264

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Verweerder heeft op 22 november 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder bij brief van 1 december 2023 een reactie
op de beroepsgronden ingediend. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 4 december 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft de maatregel van bewaring met ingang van 22 november 2023 opgeheven en daarbij toegelicht dat eiser 29 dagen strafrechtelijke detentie dient te ondergaan.
3. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft
getoetst. [2] Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 november 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen, 21 november 2023, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of tussen 21 november 2023 en de opheffing van de maatregel van bewaring op 22 november 2023, de maatregel op enig moment onrechtmatig was.
5. Eiser voert het volgende aan. Nadat eiser negen maanden in bewaring heeft gezeten, is plots een strafrechtelijk vonnis van 22 mei 2021 boven water gekomen en dient eiser een strafrechtelijke detentie te ondergaan. Onder verwijzing naar paragraaf A5/6.13 van de Vc [3] wijst eiser erop dat als tijdens de bewaring bekend wordt dat de vreemdeling een strafrechtelijk detentie moet ondergaan, het vonnis zo snel mogelijk ten uitvoer wordt gelegd. Eiser stelt dat de IND, [4] DT&V, [5] het OM [6] en het CJIB [7] één en ondeelbaar zijn, omdat zij allen onder het ministerie van Justitie en Veiligheid vallen. Eiser volgt daarom niet dat verweerder niet eerder op de hoogte was van het strafrechtelijke vonnis. Volgens eiser heeft verweerder dan ook onvoldoende voortvarend gehandeld.
6. Verweerder heeft in zijn brief van 1 december 2023 toegelicht dat hij niet eerder dan op 22 november 2023 op de hoogte is gesteld van het strafrechtelijke vonnis en de detentie die eiser dient te ondergaan. Daarbij heeft verweerder een aan het detentiecentrum Rotterdam gerichte brief van het CJIB, gedateerd 22 november 2023, overgelegd waarin kenbaar is gemaakt dat eiser bij onherroepelijk geworden vonnis van 22 mei 2021 strafrechtelijk is veroordeeld en nog 29 dagen strafrechtelijke detentie dient te ondergaan. In de brief van 1 december 2023 heeft verweerder verder toegelicht het OM in februari 2023 op de hoogte te hebben gesteld van de inbewaringstelling van eiser en dat naar aanleiding daarvan geen bezwaar op de voorgenomen uitzetting van het OM is ontvangen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de mededeling van verweerder dat hij niet eerder dan op 22 november 2023 op de hoogte is geraakt van de nog door eiser te ondergane strafrechtelijke detentie. Eiser wordt hierbij niet gevolgd in zijn stelling dat de IND, DT&V, het OM en het CJIB één en ondeelbaar zouden zijn. Verweerder heeft op dezelfde dag als de dag van de ontvangst van de informatie van het CJIB, dus 22 november 2023, de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring opgeheven. Daarmee heeft verweerder voldoende voortvarend en in overeenstemming met paragraaf A5/6.13 van de Vc gehandeld. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:2801),
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
5.Dienst Terugkeer en Vertrek.
6.Openbaar Ministerie.
7.Centraal Justitieel Incassobureau.