ECLI:NL:RBDHA:2023:19492

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
AWB 23/207
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar wiens aanvraag op 30 december 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na deze afwijzing heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. Op 2 mei 2023 heeft de staatssecretaris op het bezwaar beslist, maar de verzoeker heeft niet gereageerd op de vraag van de voorzieningenrechter of hij het verzoek om voorlopige voorziening wenste te handhaven.

De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter overweegt dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de staatssecretaris al op het bezwaar heeft beslist, is er geen bezwaar meer aanhangig en is de termijn voor het instellen van beroep inmiddels verstreken. Hierdoor kan er geen toepassing worden gegeven aan artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb, dat een verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar als een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep aanmerkt.

De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 23/207

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. C.J. Driessen)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 30 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 2 mei 2023 heeft verweerder op het bezwaar beslist.
Verzoeker heeft niet gereageerd op de vraag van de voorzieningenrechter of, en zo ja op welke gronden, hij het verzoek wenst te handhaven.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk als er ook een bezwaar (of beroep) aanhangig is.
2. Aangezien verweerder al op het bezwaar heeft beslist, is er geen bezwaar meer aanhangig. Evenmin is er beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar, terwijl de termijn daarvoor inmiddels is verlopen, zodat geen toepassing kan worden gegeven aan artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb (het aanmerken van een verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar als een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep).
3. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen griffier, op 7 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.