ECLI:NL:RBDHA:2023:19543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
SGR 23/2654
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wajong-uitkering en duurzaamheid van arbeidsvermogen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 december 2023, wordt de zaak behandeld van eiseres die een Wajong-uitkering aanvraagt. Eiseres heeft eerder een aanvraag ingediend, maar het Uwv heeft deze afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe informatie. De rechtbank onderzoekt of het Uwv terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering. De rechtbank concludeert dat het Uwv ten onrechte niet heeft onderzocht of eiseres al eerder duurzaam geen arbeidsvermogen had, wat mogelijk recht zou geven op een Wajong-uitkering. De rechtbank past de bestuurlijke lus toe en geeft het Uwv de kans om het gebrek in het besluit te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De uitspraak is openbaar en is gedaan door rechter A.J. van der Ven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2654
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: P.C. Zevenbergen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv eiseres medegedeeld dat haar geen uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) wordt toegekend, omdat zij aan haar herhaalde aanvraag geen nieuwe informatie ten grondslag heeft gelegd.
Bij besluit van 1 maart 2023 (het bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de gronden van het beroep aangevuld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en een nader verweerschrift met bijlage(n) ingediend.
Bij brief van 24 oktober 2023 heeft eiseres gereageerd op het verweerschrift en het nader verweerschrift.
Bij gewijzigde beslissing op bezwaar van 24 oktober 2023 (het bestreden besluit 2) heeft het Uwv het standpunt ingenomen dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres duurzaam is, maar dat voor toekenning van een Wajong-uitkering in haar geval geen grond bestaat.
Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het bestreden besluit 1 van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit 2.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en in aanwezigheid van haar ouders. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiseres is geboren op [geboortedag] 1996. Op [geboortedag] 2014 heeft zij de leeftijd van achttien jaar bereikt.
Vorige aanvraag
1.2.
Op 11 januari 2017 heeft eiseres een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Dat heeft geleid tot een besluit van 9 maart 2017 waarin het Uwv onder verwijzing naar een arbeidsdeskundig rapport van 8 maart 2017 heeft geconcludeerd dat eiseres geen arbeidsvermogen bezit omdat zij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. Omdat destijds de verwachting was dat eiseres nog wel arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen vanwege de behandeling die zij toen onderging, is haar geen Wajong-uitkering toegekend.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 20 december 2017 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen voormeld besluit van 9 maart 2017 ongegrond verklaard en dit besluit gehandhaafd. Hieraan liggen ten grondslag een medische rapportage van 4 december 2017 en een rapport van een arbeidsdeskundig onderzoek van 13 december 2017. Tegen dit besluit is geen beroep ingesteld, zodat dit in rechte vaststaat.
Huidige aanvraag
1.4.
Op 5 juli 2022 heeft eiseres opnieuw een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend om ondersteuning te krijgen in de vorm van een Wajong-uitkering, wat geleid heeft tot het primaire besluit. Daaraan ligt ten grondslag een medisch rapport van de primaire verzekeringsarts van 14 juli 2022, die concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot herziening van de beoordeling in de vorige procedure.
1.5.
In het bestreden besluit 1 handhaaft het Uwv het primaire besluit onder verwijzing naar een medische rapportage in bezwaar van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 28 februari 2023.
1.6.
In beroep heeft het Uwv in het verweerschrift van 14 juni 2023 zijn standpunt zoals ingenomen in het primaire besluit en het bestreden besluit 1 ongewijzigd gehandhaafd, onder verwijzing naar een medische rapportage in beroep van de verzekeringsarts b&b van 14 juni 2023. In zijn (nader) verweerschrift van 14 augustus 2023 is het Uwv evenwel teruggekomen op het standpunt dat arbeidsvermogen ontbreekt maar dat dit niet duurzaam is. Volgens het Uwv is het ontbreken van arbeidsvermogen nu wel duurzaam. Ter onderbouwing van dit gewijzigde standpunt verwijst het Uwv naar een rapport van een arbeidsdeskundig onderzoek in beroep van 1 augustus 2023 van de arbeidsdeskundige b&b en een medische rapportage in beroep van 8 augustus 2023 van de verzekeringsarts b&b.
1.7.
Op 24 oktober 2023 heeft het Uwv het bestreden besluit 2 genomen waaraan de hiervoor vermelde rapporten ten grondslag zijn gelegd. Ondanks dat eiseres duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, kent het Uwv haar geen Wajong-uitkering toe, omdat zij pas op [geboortedag] 2028 de leeftijd van 28 jaar zal bereiken en op dit moment geen tijdvak van tien jaar valt aan te wijzen als bedoeld in artikel 1a:1, derde lid, van de Wajong.
Redengevend voor de conclusie van de arbeidsdeskundige b&b in de rapportage van 1 augustus 2023 is dat het beroepschrift reden geeft om af te wijken van de eerdere arbeidsdeskundige conclusie: eiseres heeft geen arbeidsvermogen omdat zij geen basale werknemersvaardigheden heeft, met als voornaamste knelpunt dat eiseres niet in staat is gemaakte afspraken met een werkgever na te komen. In aanvulling hierop heeft de verzekeringsarts b&b op 8 augustus 2023 geconcludeerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen inmiddels duurzaam is, waartoe hij overweegt:
“Ik acht de afwezigheid van arbeidsvermogen inmiddels duurzaam. In 2017 was verbetering van het functioneren op persoonlijk en sociaal vlak niet volledig uitgesloten. Uit de stukken van de behandelaar bleek dat de toenmalige begeleiding was gericht op overdracht en motivatie en dagstructuur. Hiermee zou belanghebbende wellicht beter leren omgaan met problemen en zelfstandiger kunnen worden. Gezien het beloop van de aandoening en daaruit voortkomende beperkingen blijkt dat er ondanks adequate therapie geen verbetering is opgetreden op het gebied van de basale werknemersvaardigheden. Ik kan nu geen behandeling meer aanwijzen die voor belanghebbende is geïndiceerd waarvan in redelijkheid verwacht kan worden dat die in de toekomst een belangrijke verbetering zal opleveren op het gebied van de basale werknemersvaardigheden.”
Ontvankelijkheid
2. De rechtbank toetst ambtshalve de ontvankelijkheid van het beroep. Omdat het bestreden besluit 2 het bestreden besluit 1 vervangt, heeft eiseres geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit 1. Het beroep zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor zover het beroep (mede) ziet op het bestreden besluit 2 is dit wel ontvankelijk, aangezien niet op voorhand valt uit te sluiten dat eiseres door een inhoudelijke beoordeling daarvan in een betere positie kan komen te verkeren, zodat procesbelang aanwezig kan worden geacht.
Standpunten
3.1.
Eiseres betoogt primair dat het ontbreken van arbeidsvermogen in 2017 al duurzaam was. De conclusie van de verzekeringsarts b&b in de medische rapportage van 4 december 2017 is volgens eiseres ontoereikend gemotiveerd. Subsidiair betoogt zij dat het ontbreken van arbeidsvermogen in elk geval in 2019 al duurzaam was, waarbij zij zich beroept op artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong. Zij verzoekt de rechtbank een medisch deskundige te benoemen, dan wel het Uwv op te dragen om onderzoek te verrichten naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen in 2017 en 2019. Verder heeft zij aangevoerd dat de aanvraag een verzoek is tot herziening voor de toekomst en niet voor het verleden, waartoe zij verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1. Tot slot verzoekt eiseres om toekenning van schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn.
3.2.
Het Uwv handhaaft zijn standpunt in het bestreden besluit 2 dat eiseres weliswaar duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, maar dat zij vanwege artikel 1a:1, derde lid, van de Wajong (nog) niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat geen tijdvak van tien jaar valt aan te wijzen.
Toetsingskader
4.1.
Op grond van de artikelen 1a:1 en 1a:2 van de Wajong ontstaat een recht op een Wajong-uitkering als een betrokkene op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (geen arbeidsvermogen) heeft. Onder duurzaam geen arbeidsvermogen wordt de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
4.2.
Op grond van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong wordt de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
4.3.
Op grond van artikel 1a:1, derde lid, van de Wajong wordt de ingezetene die tijdelijk geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft alsnog jonggehandicapte, indien hij gedurende een tijdvak van tien jaar volgend op de dag waarop hij jonggehandicapte zou zijn geworden op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, of het tweede lid, indien hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou hebben gehad, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
4.4.
Op grond van artikel 1a:11, eerste lid, van de Wajong, stelt het Uwv op aanvraag vast of recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk bestaat.
Op grond van artikel 1a:11, tweede lid, van de Wajong ontstaat het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk op de dag waarop de aanvraag, bedoeld in dit artikel, werd ingediend, met dien verstande dat dit recht niet eerder kan ontstaan dan de dag waarop de betrokkene achttien jaar wordt.
Beoordeling
5. Nu met het bestreden besluit 2 niet langer in geschil is dat eiseres duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, moet de rechtbank beoordelen of het Uwv zich in het bestreden besluit 2 terecht op het standpunt heeft gesteld dat aan eiseres (nog) geen Wajong-uitkering kan worden toegekend. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
5.1.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar primaire betoog dat het ontbreken van arbeidsvermogen al in 2017 duurzaam had moeten worden geacht. In 2018 onderging eiseres immers nog individuele psychotherapie bij PsyQ, die gericht was op verbetering, met aandacht voor motivatie, dagstructuur en het systeem. Voor twijfel aan de juistheid van de overweging van de verzekeringsarts b&b in het medisch rapport van 4 december 2017 dat verbetering van het functioneren op persoonlijk en sociaal vlak niet volledig is uitgesloten, bestaat daarom geen grond, zodat het primaire betoog niet slaagt.
5.2.
Het subsidiaire betoog van eiseres dat zij in 2019 al duurzaam geen arbeidsvermogen meer had, ziet op de toepasselijkheid van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv ten onrechte niet onderzocht of eiseres op grond van die bepaling recht heeft op een Wajong-uitkering. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.2.1.
Zoals de gemachtigde van het Uwv ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, lijkt de arbeidsdeskundige b&b in het rapport van 1 augustus 2023 ervan uit te gaan dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres vóór of uiterlijk op [geboortedag] 2019 al duurzaam was geworden. De verzekeringsarts b&b merkt in zijn rapport van 8 augustus 2023 evenwel slechts op dat het ontbreken van arbeidsvermogen ‘per heden’ duurzaam is, omdat er ‘op dit moment’ geen behandeling meer is aan te wijzen die verbetering zou kunnen opleveren van de basale werknemersvaardigheden. De rechtbank leidt hieruit af dat het moment waarop geen behandeling meer is aan te wijzen als hiervoor bedoeld, doorslaggevend is voor de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling van eiseres. Dat omslagpunt heeft zich in elk geval op enig moment in de periode van 2017 tot en met 2023 voorgedaan.
5.2.2.
Uit de stukken en de overwegingen in het rapport van de verzekeringsarts b&b van 8 augustus 2023 blijkt niet genoegzaam dat het moment waarop geen behandeling meer is aan te wijzen als hiervoor bedoeld zich pas ná [geboortedag] 2019 heeft voorgedaan. De individuele psychotherapie van eiseres bij PsyQ was immers in november 2018 al zonder succes afgerond. De zogeheten VERS [1] -training die eiseres in aansluiting hierop bij PsyQ heeft gevolgd, eindigde in mei 2019. Dat daarna nog enige concrete behandeling valt aan te wijzen die tot verbetering van de basale werknemersvaardigheden van eiseres had kunnen leiden, is de rechtbank niet gebleken uit de dossierstukken of het ter zitting verhandelde.
5.2.3.
Daarmee is door het Uwv de mogelijkheid opengelaten dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres al op een eerder moment dan op 8 augustus 2023 duurzaam geworden is, waarmee ook de mogelijkheid is opengelaten dat eiseres op grond van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong voor een Wajong-uitkering in aanmerking komt. Om te kunnen beoordelen of eiseres op grond van die bepaling in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, is het noodzakelijk vast te stellen of het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres op [geboortedag] 2019 (vijf jaar na haar achttiende verjaardag) dan wel op een eerder moment duurzaam kan worden geacht.
5.2.4.
Nu uit het bestreden besluit 2 niet blijkt dat het Uwv de in artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong bedoelde toekenningsgrondslag heeft onderzocht, maar zich louter heeft beperkt tot toetsing aan artikel 1a:1, derde lid, van de Wajong (en overigens op zichzelf genomen terecht heeft vastgesteld dat nog geen tienjaarstermijn valt aan te wijzen), is het bestreden besluit 2 in zoverre in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb onzorgvuldig voorbereid en ontoereikend gemotiveerd, zodat dit besluit een gebrek bevat. Het subsidiaire betoog slaagt daarom wel.
Conclusie en verdere voortgang van het geschil
6.1.
Gelet op het hiervoor bedoelde gebrek in het bestreden besluit 2 ziet de rechtbank aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, om zo tot een definitieve beslechting van het geschil te kunnen komen. De rechtbank draagt het Uwv bij deze tussenuitspraak op om het hiervoor bedoelde gebrek in het bestreden besluit 2 te herstellen. Dat kan het Uwv doen met een aanvullende motivering, maar eventueel ook met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit 2.
6.2.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op tien weken na verzending van deze tussenuitspraak. Als het Uwv geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet het dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank, om zo nodeloze vertraging te voorkomen. Als het Uwv wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beide gevallen en in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in principe zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
6.3.
Het geschil zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
6.4.
In het geval het Uwv gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen en gedurende de bestuurlijke lus tot het oordeel zou komen dat alsnog een Wajong-uitkering aan eiseres moet worden toegekend, wordt het Uwv verzocht eerst in overleg te treden met de gemachtigde van eiseres over de vaststelling van de ingangsdatum. De reden hiervan is dat eiseres, zo mogelijk, wil voorkomen dat een situatie in het leven geroepen wordt waarin zij de tot nu toe door haar ontvangen bijstandsuitkering als gevolg van een alsnog toegekende Wajong-uitkering (deels) zou moeten terugbetalen, omdat een dergelijke situatie door haar als uiterst stressvol ervaren wordt.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent dat zij over de proceskosten, het verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en het griffierecht nog geen beslissing neemt. In de einduitspraak zal het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid het in de overwegingen 5.2 tot en met 5.2.4 omschreven gebrek te herstellen;
  • stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen tien weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • stelt eiseres, voor zover het Uwv gebruikt maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen, in de gelegenheid om hierop te reageren en wel binnen vier weken nadat de het Uwv gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot herstel;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak staat ingevolge artikel 8:104, derde lid onder a, van de Awb hoger beroep open tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Vaardigheden Emotie Regulatie Stoornis.