In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf beoordeeld. De aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 23 februari 2023, en het bezwaar van eiser werd bij het besluit van 14 juli 2023 eveneens afgewezen. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar, wat volgens hem een schending van de hoorplicht inhoudt. Hij stelt dat hij aanvullende verklaringen en documenten had willen toelichten tijdens een hoorzitting, wat van belang was voor zijn economische binding met Vietnam.
De rechtbank heeft op 10 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte heeft afgezien van het horen in bezwaar. De rechtbank stelt vast dat eiser nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die niet konden worden genegeerd. De rechtbank concludeert dat de minister de hoorplicht heeft geschonden en dat dit heeft geleid tot een onzorgvuldig besluit.
Als gevolg hiervan verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om eiser alsnog voor een hoorzitting uit te nodigen. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674, en bepaalt dat het door eiser betaalde griffierecht van € 184 aan hem moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, in aanwezigheid van griffier F.E. Brokke, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.