ECLI:NL:RBDHA:2023:19557
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag het verzoek van verzoeker om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten, na de intrekking van zijn verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker had eerder een verzoek ingediend om te bepalen dat zijn status niet per 4 september 2023 zou wijzigen, maar heeft dit verzoek op 15 november 2023 ingetrokken. De staatssecretaris had op 29 augustus 2023 aangegeven dat het recht van verzoeker op tijdelijke bescherming zou eindigen, maar verzoeker betwistte de rechtsgeldigheid van deze beslissing en stelde dat er een connexiteit was met zijn bezwaarprocedure.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenveroordeling en dat beide partijen niet hebben gereageerd op het verzoek om een zitting. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan zonder zitting. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen juridische verandering heeft plaatsgevonden in de rechten en plichten van verzoeker, omdat de beslissing van de staatssecretaris niet op rechtsgevolg is gericht. Dit betekent dat het bezwaar van verzoeker niet ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om veroordeling in de proceskosten af, omdat het verzoek om voorlopige voorziening, indien niet ingetrokken, zou zijn afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Drenten-Boon, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.