ECLI:NL:RBDHA:2023:19559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
AWB - SGR 22/3996
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing vrijwillige verzekering AOW en toepassing hardheidsclausule

In deze zaak heeft eiseres, geboren op 5 maart 1957 en met zowel de Uruguayaanse als de Nederlandse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) waarin werd vastgesteld dat zij niet verzekerd is voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor de periode van 19 mei 1981 tot en met 4 maart 2024. Eiseres heeft van 19 mei 1981 tot 2 augustus 2001 gewerkt als kanselier bij het consulaat van [land] in Rotterdam en daarna bij de ambassade van [land]. De SVB heeft haar aanvraag voor een vrijwillige verzekering AOW afgewezen, en ook haar bezwaar tegen het SVB Pensioenoverzicht, waarin haar niet-verzekering werd bevestigd, werd ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 10 juli 2023 heeft eiseres betoogd dat zij, gezien haar langdurig verblijf en werk in Nederland, recht heeft op AOW-verzekering op basis van de hardheidsclausule in artikel 24 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746). Eiseres voerde aan dat haar financiële situatie na het bereiken van de AOW-leeftijd in 2014 problematisch is en dat zij geen pensioenrechten heeft opgebouwd in [land]. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat de uitsluiting van de AOW leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. De rechtbank concludeerde dat de SVB in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de hardheidsclausule niet toe te passen, aangezien eiseres in 2000 bewust heeft gekozen voor niet-verzekering voor de Nederlandse volksverzekeringen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 juli 2023, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3996

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

gemachtigde: mr. N. Abalhaj
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

gemachtigde: J.Y. van den Berg.

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een SVB Pensioenoverzicht verstrekt waarin wordt vermeld – voor zover van belang – dat eiseres niet verzekerd is voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) vanaf 19 mei 1981 tot en met 4 maart 2024.
Bij besluit van 25 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres, geboren op 5 maart 1957, heeft de Uruguayaanse nationaliteit en vanaf 10 september 2015 ook de Nederlandse nationaliteit. Eiseres is van 19 mei 1981 tot en met 2 augustus 2001 werkzaam geweest als kanselier bij het consulaat van [land] in Rotterdam en vanaf 2 augustus 2001 als kanselier bij de ambassade van [land]. De aanvraag van eiseres op 3 augustus 2021 voor een vrijwillige verzekering AOW is afgewezen. Eiseres heeft op 12 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een SVB Pensioenoverzicht.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en zich op het standpunt gesteld dat in het SVB Pensioenoverzicht terecht is opgenomen dat eiseres niet verzekerd is voor de AOW vanaf 19 mei 1981 tot en met 4 maart 2024. Eiseres verbleef vanaf 19 mei 1981 tot februari 2014 op grond van een geprivilegieerde status in Nederland, die meebracht dat eiseres vanaf 19 mei 1981 niet in Nederland in de bevolkingsregisters stond ingeschreven.
Eiseres heeft hierdoor in Nederland geen loonbelasting en premies voor de volksverzekering betaald. Op grond van artikel 2, eerste lid, sub e, van KB 557 geldt van 19 mei 1981 tot 1 september 1984 dat eiseres niet verzekerd was omdat zij in Nederland verbleef, niet de Nederlandse nationaliteit had en ambtenaar was die is toegevoegd aan een diplomatiek of beroepsconsulair vertegenwoordiger van een andere mogendheid (toegevoegd ambtenaar). Op grond van artikel 2, eerste lid, sub f van KB 557 was eiseres niet verzekerd periode van 1 september 1984 tot 1 juli 1989 omdat zij toegevoegd ambtenaar was. Van 1 juli 1989 tot 1 januari 1999 was eiseres niet verzekerd op grond van artikel 12, eerste en derde lid, van KB 164 omdat zij niet de Nederlandse nationaliteit had. Vanaf 1 januari 1999 is eiseres op grond van artikel 13, eerde lid, van KB 746 niet verzekerd omdat zij op 1 augustus 1987 in dienst was als kanselier bij het consulaat van [land] en sinds die datum onafgebroken in dienst is gebleven. Uit de arbeidsovereenkomst van 1 mei 2006 met de ambassade van [land] volgt verder dat eiseres in 2000 heeft gekozen voor niet-verzekering voor de Nederlandse volksverzekeringen (het keuzerecht uit beleidsregel SB1036).
3. Eiseres stelt, met een beroep op de hardheidsclausule in artikel 24 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746), dat zij vanaf 10 september 2015 tot en met 25 mei 2022 als verzekerd voor de AOW aangemerkt moet worden en daarom in die periode recht heeft op een AOW-uitkering. Eiseres voert aan dat zij vanaf april 1976 in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Eiseres is vanaf 10 september 2015 Nederlandse. Gelet op het feit dat eiseres als kanselier voor [land] in Nederland èn [land] geen pensioenrechten heeft opgebouwd en gelet op de magere financiële situatie na het bereiken van de AOW-leeftijd in 2014, moet de zorgplicht van verweerder er toe leiden dat eiseres onder toepassing van de hardheidsclausule voor de periode 2015 tot 2024 als verzekerd wordt aangemerkt. Eiseres wijst in dit verband op de beleidsregel SB1039, op grond waarvan tot opneming in de verzekering kan worden besloten indien geen sprake is van een adequate verzekering en gelet op de zorgplicht die de Nederlandse overheid heeft. Eiseres heeft verder in het kader van de toepassing van de hardheidsclausule schending van het discriminatieverbod aangevoerd, omdat andere Nederlanders die in Nederland wonen en/of werken wel als verzekerd worden aangemerkt. Eiseres wijst er ook op dat haar verzoek om zich vrijwillig te verzekeren voor de AOW door verweerder afgewezen. Tot slot stelt eiseres dat verweerder bij het Verbindingsorgaan [land] heeft geïnformeerd of eiseres een ouderdomspensioen in [land] heeft opgebouwd en deze informatie ten onrechte niet bij de besluitvorming heeft betrokken.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Juridisch kader
Op grond van artikel 6, eerste lid van de AOW - voor zover van belang - is verzekerd degene die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en in Nederland woont (ingezetene is). In artikel 6 is ook geregeld dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur uitbreiding dan wel beperking kan worden gegeven aan de kring van verzekerden. Voor de periode 19 mei 1981 tot en met 25 mei 2022 is dat gedaan in KB 557, KB 164 en KB 746.
Op grond van artikel 24 van KB 746 kan de Sociale verzekeringsbank, met uitzondering van artikel 22, derde lid, artikelen van dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de uitbreiding en beperking van de kring van verzekerden zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, die uitsluitend voortvloeit uit de verzekeringsplicht of de uitsluiting daarvan krachtens dit besluit.
In de beleidsregel SB1039 staat uitgewerkt wanneer verweerder gebruik maakt van de hardheidsclausule van artikel 24 van KB 746. Onder meer is de volgende passage opgenomen:

Is iemand in de situatie geraakt, dat hij wat zijn verzekeringspositie betreft tussen wal en schip valt in die zin dat materieel geen sprake is van een adequate verzekering en zou het, gezien alle feiten en omstandigheden, dat wil zeggen gelet op de zorgplicht die de Nederlandse overheid heeft ten aanzien van bepaalde personen en gelet op de financiële positie van de betrokkene en diens mogelijkheid om op private basis een adequate dekking te bewerkstelligen, van bijzondere hardheid getuigen, indien aan die situatie geen einde wordt gemaakt door het treffen van een afwijkende regeling ter zake van de verzekering, dan kan tot opneming in de verzekering worden besloten.
4.1
Ter zitting heeft eiseres desgevraagd bevestigd dat het beroep uitsluitend ziet op toepassing van de hardheidsclausule.
4.2
De rechtbank stelt vast dat KB 746, waar eiseres een beroep op doet, geldt voor de periode vanaf 1 januari 1999 tot heden.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat uitsluiting van de AOW leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard op grond waarvan de Svb niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren toepassing te geven aan de hardheidsclausule. De rechtbank overweegt daartoe dat eiseres weliswaar geen adequate verzekering had, maar dat eiseres in 2000 bij het aangaan van het dienstverband bij de ambassade van [land] uitdrukkelijk heeft gekozen voor het niet verzekeren voor de Nederlandse volksverzekeringen. Deze keuze komt voor de rekening van eiseres. Uit de door eiseres overgelegde salarisstrook van juli 2014 en ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat eiseres premie heeft betaald voor de AOW. Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk was om op private basis een adequate dekking te bewerkstelligen. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar financiële positie dusdanig slecht is, dat een beroep op de hardheidsclausule zou moeten worden gehonoreerd.
Overige punten
4.4
De rechtbank overweegt dat de afwijzing door verweerder van het verzoek van eiseres om zich vrijwillig te verzekeren voor de AOW buiten de omvang van dit geschil valt. Dit betreft immers het besluit van 7 december 2021 (afwijzing van het verzoek van eiseres tot toelating vrijwillige verzekering).
4.5
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder niet aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan door eiseres niet vanaf 19 mei 1981 tot en met 25 mei 2022 verzekerd te achten voor de AOW.
4.6
Voor zover eiseres stelt dat de besluitvorming van verweerder onzorgvuldig is omdat verweerder informatie omtrent het niet verzekerd zijn van eiseres voor ouderdomspensioen in [land] niet bij de besluitvorming heeft betrokken, is de rechtbank van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Verweerder heeft het bestreden besluit voldoende gemotiveerd.
Conclusie
5. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht in het SVB Pensioenoverzicht opgenomen dat eiseres niet verzekerd is voor de AOW vanaf 19 mei 1981 tot en met 4 maart 2024.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.