In deze zaak heeft eiseres, geboren op 5 maart 1957 en met zowel de Uruguayaanse als de Nederlandse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) waarin werd vastgesteld dat zij niet verzekerd is voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor de periode van 19 mei 1981 tot en met 4 maart 2024. Eiseres heeft van 19 mei 1981 tot 2 augustus 2001 gewerkt als kanselier bij het consulaat van [land] in Rotterdam en daarna bij de ambassade van [land]. De SVB heeft haar aanvraag voor een vrijwillige verzekering AOW afgewezen, en ook haar bezwaar tegen het SVB Pensioenoverzicht, waarin haar niet-verzekering werd bevestigd, werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 10 juli 2023 heeft eiseres betoogd dat zij, gezien haar langdurig verblijf en werk in Nederland, recht heeft op AOW-verzekering op basis van de hardheidsclausule in artikel 24 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746). Eiseres voerde aan dat haar financiële situatie na het bereiken van de AOW-leeftijd in 2014 problematisch is en dat zij geen pensioenrechten heeft opgebouwd in [land]. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat de uitsluiting van de AOW leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. De rechtbank concludeerde dat de SVB in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de hardheidsclausule niet toe te passen, aangezien eiseres in 2000 bewust heeft gekozen voor niet-verzekering voor de Nederlandse volksverzekeringen.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 juli 2023, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.