ECLI:NL:RBDHA:2023:19560

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
NL23.37275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de ophouding van een vreemdeling op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen zijn ophouding op grond van artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De ophouding vond plaats op 30 oktober 2023 van 15:05 uur tot 19:30 uur. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet. De rechtbank onderzoekt of de ophouding onrechtmatig was aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

Eiser stelt dat hij onterecht is opgehouden, omdat hij vanaf 23 oktober 2023 procedureel rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Hij verwijst naar zijn aanvraag om een asielvergunning en stelt dat de verbalisanten deze informatie hadden kunnen zien in de systemen. De rechtbank concludeert dat de ophouding rechtmatig was, omdat bij aanvang van de ophouding volgens de beschikbare informatie eiser geen rechtmatig verblijf had. Pas later tijdens de ophouding werd duidelijk dat zijn status in de systemen was aangepast naar 'rechtmatig'.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de ophouding rechtmatig was. De rechtbank bevestigt dat de informatie over eisers verblijfspositie ten tijde van de ophouding niet bekend was bij de verbalisant. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37275

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S. Guman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. G.J. Westendorp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn ophouding op grond van artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze ophouding is begonnen op 30 oktober 2023 om 15:05 uur en geëindigd op 30 oktober 2023 om 19:30 uur.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering,niet ter zitting te zullen verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de ophouding van eiser onrechtmatig was. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. De ophouding van eiser was rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de staatssecretaris eiser ten onrechte opgehouden?
4. Eiser voert aan dat hij op 30 oktober 2023 onterecht is opgehouden op grond van artikel 50 van de Vw 2000, omdat hij vanaf 23 oktober 2023 procedureel rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Eiser wijst in dit verband op de door hem op deze datum gedane aanvraag om een asielvergunning. De verbalisanten hadden dat kunnen zien in de systemen. Daarnaast volgt uit het proces-verbaal van aanhouding van 30 oktober 2023 dat zijn naam en nationaliteit al bekend was bij de politie. Om die reden is de ophouding volgens eiser eveneens onrechtmatig.
4.1.
Uit het proces-verbaal van ophouding en onderzoek van 30 oktober 2023 volgt dat de ophouding heeft plaatsgevonden op grond van artikel 50, derde lid, van de
Vw 2000. De identiteit van eiser kon namelijk onmiddellijk worden vastgesteld en bij een eerste onderzoek bleek dat hij geen rechtmatig verblijf had. Uit het proces-verbaal van ophouding en onderzoek blijkt eveneens dat op 30 oktober 2023 om 19:30 uur de vrijheidsbeneming is beëindigd, omdat tijdens de ophouding bleek dat de verwijderbaarheidsinformatie bijgewerkt was van ‘verwijderbaar’ naar ‘rechtmatig’. Eiser bleek een aanvraag ingediend te hebben voor verblijf bij een minderjarig kind (Chavez-Vilchez-aanvraag) en deze informatie werd door de staatssecretaris verwerkt tijdens de ophouding. Eiser is vervolgens heengezonden. Uit het proces-verbaal van ophouding en onderzoek volgt verder dat eiser weliswaar geen identiteitsdocument heeft overgelegd, maar dat hij eerder is geregistreerd in de Basis Voorziening Identiteitsvaststelling en dat daarom zijn identiteit onmiddellijk kon worden vastgesteld.
4.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de ophouding rechtmatig was. Uit het proces-verbaal van ophouding en onderzoek van 30 oktober 2023 en de nadere toelichting van de staatssecretaris ter zitting volgt dat eisers identiteit onmiddellijk kon worden vastgesteld maar dat eiser volgens de bij de verbalisant toen bekende informatie geen rechtmatig verblijf had en dat daarom nader onderzoek naar zijn verblijfsrechtelijke positie nodig was. Naar oordeel van de rechtbank is deze werkwijze rechtmatig, aangezien dit in lijn is met het doel van de ophouding. [1] Tijdens eisers ophouding volgde aanvankelijk uit de systemen dat eiser geen rechtmatig verblijf had, maar later tijdens de ophouding is eisers status in de systemen aangepast naar ‘rechtmatig’. Zoals de staatssecretaris onweersproken heeft toegelicht is eisers aanvraag weliswaar van 23 oktober 2023 maar is die aanvraag pas op
30 oktober 2023 - gezien de wijze van postverwerking binnen de dienst van de staatssecretaris - verwerkt en in het systeem vermeld. Eén en ander wordt ook bevestigd door de brief van 30 oktober 2023 waarin de ontvangst van eisers aanvraag wordt bevestigd. Dat deze brief op dezelfde dag dat eiser is opgehouden is gemaakt en verwerkt maakt dat de rechtbank geen twijfel heeft aan de inhoud van het proces-verbaal van ophouding en onderzoek waaruit volgt dat ten tijde van de ophouding andere informatie beschikbaar was bij de verbalisant over eisers verblijfspositie, namelijk geen rechtmatig verblijf. Dat betekent dat bij aanvang van de ophouding eisers procedurele rechtmatige verblijf vanwege zijn Chavez-Vilchez-aanvraag met de ingangsdatum van 23 oktober 2023 nog niet bekend was. Toen deze informatie wel ter beschikking kwam is eiser heengezonden.
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de ophouding van eiser rechtmatig was. De staatssecretaris hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.