ECLI:NL:RBDHA:2023:19604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
SGR 22/6738
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Wet WIA na bezwaar tegen de beslissing van het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023, betreft het een beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om hem een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen met een arbeidsongeschiktheid van 62,42%. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat zijn medische situatie niet correct was beoordeeld en dat hij meer beperkingen had dan het UWV had vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 november 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de aanvraag van eiser voor een WIA-uitkering correct heeft behandeld. Eiser was eerder werkzaam als personal advisor en had zich ziekgemeld, waarna hij een uitkering op grond van de Ziektewet ontving. Het UWV had na medisch en arbeidskundig onderzoek besloten dat eiser 62,42% arbeidsongeschikt was. Eiser betwistte deze beoordeling en voerde aan dat zijn klachten, waaronder zware pijnklachten en psychische problemen, niet adequaat waren onderkend.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts B&B zorgvuldig was uitgevoerd en dat er voldoende medische informatie was verzameld. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan de vastgestelde beperkingen te twijfelen en dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn bezwaar tegen de beslissing van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6738

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. Berkel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. T. Eversteijn).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen en eiser een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 62,42%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar van 15 september 2022 (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de begeleidster van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser was werkzaam als personal advisor voor gemiddeld 37,93 uur per week. Bij beëindiging van het dienstverband heeft het UWV eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Eiser heeft zich ziekgemeld, waarna het UWV eiser een uitkering op grond van de Ziektewet heeft toegekend.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 10 januari 2022 voor 62,42% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om per dezelfde datum een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 26 augustus 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 1 maart 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 14 september 2022.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat het UWV de belastbaarheid onjuist heeft vastgesteld door de complexiteit van de klachten en dat hij meer beperkingen heeft dan aangenomen. Eiser geeft – kort samengevat – aan dat hij zware pijnklachten heeft aan zijn nek, rug en armen, waardoor hij chronisch vermoeid is. Ook heeft hij psychische klachten. Het UWV heeft miskend dat eiser langdurig een psycholoog heeft geconsulteerd. Ook de medicatie die eiser gebruikt zou tot meer beperkingen moeten leiden. Voor zover het UWV meent dat beperkingen in de FML niet aangenomen kunnen worden, omdat bijvoorbeeld een diagnose zou ontbreken, wordt miskend dat medisch objectief gezien beperkingen moeten worden vastgesteld. Een diagnose is hiervoor niet vereist. Eiser vindt dat hij volledig arbeidsongeschikt is en meer beperkingen heeft op het gebied van het persoonlijk en sociaal functioneren, de fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Verder vindt eiser het onduidelijk op basis waarvan het UWV stelt dat zijn klachten zullen afnemen. Eiser heeft informatie ingebracht van zijn fysiotherapeut, huisarts en neuroloog. Ook heeft hij de bijsluiter van citalopram en pregabaline ingebracht.
7. Het UWV heeft over de situatie vanaf maart 2022 ten onrechte geen medische informatie ingewonnen bij de behandelend sector. Eiser vindt dat hij in bezwaar opnieuw onderzocht had moeten worden, gelet op de complexiteit van zijn situatie.
8. Eiser vindt de geduide functies niet geschikt.
De functie productiemedewerker industrie is volgens hem niet passend omdat de werkzaamheden met de handen niet van hem gevergd kunnen worden gelet op de beperking voor gebruik van toetsenbord en muis. De hoeveelheden producten en onderdelen die verwerkt moeten worden is niet geschikt in verband met de psychische klachten. Verder is er sprake van afleiding, waardoor er risico is op verwonding bij het gebruik van de soldeerpen. Door zijn klachten acht eiser zich niet geschikt om voortdurend scherp te zien. De FML is geen juiste weergave van de klachten, waardoor de functie ook voor het overige niet geschikt is.
De functie archiefmedewerker vindt eiser niet passend, omdat er veelvuldig met de handen en armen wordt gewerkt, terwijl hij beperkt is voor werken met toetsenbord en muis. Eiser vindt de functie verder niet passend, omdat concentratie vereist is, er sprake is van verwondingsrisico aan papier en nietjes en er op fors tempo repetitieve handelingen moeten worden verricht.
De functie inpakker vindt eiser niet passend in verband met zijn rugklachten. Het werk aan de lopende band kan niet onderbroken worden en er is risico op uitglijden op de gladde vloer. Verder is de belasting van de handen en armen niet passend. Ook het veelvuldig maken van hoofdbewegingen is niet passend gelet op de nekklachten.
Als laatste vindt eiser de functie van vleesbewerker niet passend.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 62,42% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 10 januari 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. De verzekeringsarts B&B heeft toegelicht af te zien van een fysiek spreekuur, omdat niet is gebleken dat de primaire verzekeringsarts een onjuist of onvolledig beeld heeft gehad van de medische problematiek. Een nieuw fysiek onderzoek zal geen nieuwe inzichten geven voor de datum in geding. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Van belang is dat eiser door de primaire verzekeringsarts is gezien en fysiek is onderzocht. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op de datum in geding, 10 januari 2022. Ook heeft deze verzekeringsarts informatie opgevraagd bij de huisarts, in verband met onduidelijkheden over de pijnklachten in de nek en de psychische klachten. Deze informatie is ontvangen en meegenomen in de beoordeling. De rechtbank is niet gebleken welke medische informatie nog zou ontbreken, waarvoor de verzekeringsarts B&B een fysiek spreekuur had moeten houden. De verzekeringsarts B&B geeft immers aan dat de klachten en ziektebeelden verder zijn geobjectiveerd door middel van het opvragen van medische informatie en dat op basis daarvan helder en duidelijk is weergegeven (door de primaire verzekeringsarts) waarom sommige beperkingen wel of niet gevolgd zijn. Ook acht de rechtbank de verzekeringsarts B&B niet gehouden tot het opvragen van medische informatie over de periode vanaf maart 2022, aangezien dit na de datum in geding is. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 10 januari 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij heeft toegelicht dat er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden. Er is namelijk geen sprake van een opname in ziekenhuis of instelling, bedlegerigheid, ontbrekende lichamelijke zelfredzaamheid of een ernstige psychische stoornis. Er zijn voldoende beperkingen aangenomen voor de psychische en fysieke belasting. Er zijn geen medisch objectiveerbare feiten voor meer beperkingen.
12. In het nadere rapport van 4 juli 2023 heeft de verzekeringsarts B&B gereageerd op de door eiser ingebrachte informatie. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat deze informatie van na de datum in geding is en ook geen nieuwe inzichten geeft voor de situatie rond de datum in geding. Er lijkt na datum in geding een toename van psychische klachten, waarvoor eiser behandeling heeft gezocht. Het gebruik van de medicatie is in oktober 2022 gestart, ruim na datum in geding. Verder blijkt uit het onderzoek van de neuroloog geen evidente significante wijzigingen. De rechtbank kan deze motivering volgen.
13. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 10 januari 2022.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 10 januari 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 1 maart 2022.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 1 maart 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als personal advisor, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie;
- ( sbc-code 315132) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 111190) Inpakker.
16. De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport en de resultaat functiebeoordeling uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. De arbeidsdeskundige B&B heeft bevestigd dat de functies geschikt zijn. De rechtbank merkt op dat in de resultaat functiebeoordeling voor iedere functie per FML-item met kenmerkende belasting uiteengezet is wat de belasting is, waarbij de arbeidsdeskundige bij een signalering heeft gemotiveerd waarom de belasting toelaatbaar is. De stelling van eiser dat hij in verband met een beperking op een FML-item (bijvoorbeeld werken met toetsenbord en muis) ook beperkt is voor andere handelingen of FML-items, is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De arbeidskundige heeft inzichtelijk en voldoende gemotiveerd waarom de geduide functies passend zijn gelet op de in de FML aangenomen beperkingen. Verder merkt de rechtbank op dat de functie vleesbewerker niet ten grondslag is gelegd aan de schatting, waardoor geen relevantie toekomt aan de bespreking van de gronden die tegen deze functie zijn aangevoerd. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 10 januari 2022 met de middelste van de drie geduide functies 37,58% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 62,42% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

18. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 10 januari 2022 een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 62,42%.
19. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 december 2023 door mr. R.J van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.