ECLI:NL:RBDHA:2023:19611
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Inhouding buitenlandbijdrage op AOW-pensioen en de rechtmatigheid daarvan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een in de Verenigde Staten woonachtige vrouw, en het Centraal Administratiekantoor (CAK) over de inhouding van een buitenlandbijdrage op haar AOW-pensioen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK waarin werd medegedeeld dat met ingang van juni 2021 een buitenlandbijdrage op haar AOW-pensioen zou worden ingehouden. Dit besluit was gebaseerd op de veronderstelling dat eiseres het gehele jaar 2021 in het Verenigd Koninkrijk had verbleven, wat zij betwistte. Eiseres stelde dat zij slechts een maand in het Verenigd Koninkrijk had gewoond en daarna weer naar de Verenigde Staten was teruggekeerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het CAK eiseres ten onrechte als verdragsgerechtigd heeft aangemerkt voor het gehele jaar 2021, aangezien zij op 28 augustus 2021 had aangegeven terug te zijn verhuisd naar de Verenigde Staten. De rechtbank oordeelde dat de motivering van het CAK gebrekkig was en dat het bestreden besluit vernietigd moest worden. Eiseres had ook aangevoerd dat zij dubbele kosten had moeten maken voor ziektekostenverzekering, maar de rechtbank oordeelde dat er geen keuzerecht bestond met betrekking tot de verdragsgerechtigdheid.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat het CAK het griffierecht van € 50,- aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter D.A.J. Overdijk, in aanwezigheid van griffier I. Geerink-van Loon.