ECLI:NL:RBDHA:2023:19611

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
23/160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inhouding buitenlandbijdrage op AOW-pensioen en de rechtmatigheid daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een in de Verenigde Staten woonachtige vrouw, en het Centraal Administratiekantoor (CAK) over de inhouding van een buitenlandbijdrage op haar AOW-pensioen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK waarin werd medegedeeld dat met ingang van juni 2021 een buitenlandbijdrage op haar AOW-pensioen zou worden ingehouden. Dit besluit was gebaseerd op de veronderstelling dat eiseres het gehele jaar 2021 in het Verenigd Koninkrijk had verbleven, wat zij betwistte. Eiseres stelde dat zij slechts een maand in het Verenigd Koninkrijk had gewoond en daarna weer naar de Verenigde Staten was teruggekeerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het CAK eiseres ten onrechte als verdragsgerechtigd heeft aangemerkt voor het gehele jaar 2021, aangezien zij op 28 augustus 2021 had aangegeven terug te zijn verhuisd naar de Verenigde Staten. De rechtbank oordeelde dat de motivering van het CAK gebrekkig was en dat het bestreden besluit vernietigd moest worden. Eiseres had ook aangevoerd dat zij dubbele kosten had moeten maken voor ziektekostenverzekering, maar de rechtbank oordeelde dat er geen keuzerecht bestond met betrekking tot de verdragsgerechtigdheid.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat het CAK het griffierecht van € 50,- aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter D.A.J. Overdijk, in aanwezigheid van griffier I. Geerink-van Loon.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/160

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

30 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , Verenigde Staten, eiseres

en

het Centraal Administratiekantoor, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. Nijman).

Procesverloop

In het besluit van 21 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres bericht dat met ingang van juni 2021 een bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) buitenland (buitenlandbijdrage) op haar pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) wordt ingehouden.
In het besluit van 21 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 november 2023 op zitting behandeld. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.

Overwegingen

1. In het bestreden besluit is de vraag aan de orde of de buitenlandbijdrage terecht is geïnd over het gehele jaar 2021. Eiseres heeft bestreden dat zij gedurende heel 2021 in het Verenigd Koninkrijk verbleef. Zij heeft daar alleen in het begin een maand verbleven en later dat jaar nog een periode van vier maanden. Verder heeft zij naar voren gebracht dat zij ook in de Verenigde Staten gedurende heel 2021 verzekerd is geweest voor ziektekosten, zodat zij dubbele kosten heeft moeten maken, wat zij onjuist vindt. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat de buitenlandbijdrage die zij moest betalen bijna even hoog is als het bedrag dat zij aan AOW ontving.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder op basis van informatie van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) eiseres heeft aangemerkt als verdragsgerechtigd per 28 december 2020 vanwege een verhuizing naar het Verenigd Koninkrijk. Deze informatie is later bevestigd door de National Health Service Business Services Authority. De rechtbank heeft geen gegevens in het dossier aangetroffen op grond waarvan aan deze begindatum moet worden getwijfeld. Uit berichtgeving van de SVB van 10 februari 2022 aan eiseres blijkt echter dat zij op 28 augustus 2021 aan deze heeft bericht dat zij per 1 augustus 2021 is terugverhuisd naar de Verenigde Staten. Hetzelfde blijkt uit de Basisregistratie Personen. Dat betekent dat de motivering dat eiseres het hele jaar in het Verenigd Koninkrijk heeft verbleven onjuist is en dat de motivering zodanig gebrekkig is dat het bestreden besluit moet worden vernietigd.
3. Ter voorlichting aan eiseres zal de rechtbank de overige gronden van eiseres hieronder bespreken.
3.1.
De grond van eiseres dat zij nooit om een Nederlandse verzekering heeft gevraagd en dat zij een goede Amerikaanse verzekering heeft, slaagt niet. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat er wat betreft verdragsgerechtigdheid geen keuzerecht bestaat om zich al dan niet te onderwerpen aan de werkingssfeer van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 883/2004. Dat betekent dat eiseres zich niet aan de verdragsgerechtig-heid en de daaruit voortvloeiende ziektekostenverzekering via verweerder kan onttrekken.
3.2.
Ook heeft eiseres aangevoerd dat zij maar een klein AOW-pensioen ontvangt, en dat zij gelet daarop een erg hoge buitenlandbijdrage moet betalen. Deze grond slaagt niet. Daarbij is van belang dat de buitenlandbijdrage over het gehele inkomen en niet uitsluitend de AOW wordt berekend.
4. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2023 door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.